NN6 Hoofdstuk 4 - onderschikkende/nevenschikkende voegwoorden

Voegwoorden
Grammatica woordsoorten
H4
2VWO
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voegwoorden
Grammatica woordsoorten
H4
2VWO

Slide 1 - Slide

Wat zijn samengestelde en enkelvoudige zinnen? 
Wat zijn neven- en onderschikkende voegwoorden? 

Slide 2 - Slide

Wat valt je op aan deze drie zinnen?
  1. Men gaf haar een compliment.

  2. Men gaf haar een compliment en ze kreeg een dik gevulde envelop.

  3. Men gaf haar een compliment, omdat ze een dik gevulde envelop kreeg.

Slide 3 - Slide

Wat valt je op aan deze drie zinnen?
  1. Men gaf haar een compliment.  enkelvoudige zin

  2. Men gaf haar een compliment en ze kreeg een dik gevulde envelop.   samengestelde zin

  3. Men gaf haar een compliment, omdat ze een dik gevulde envelop kreeg.     samengestelde zin

Slide 4 - Slide

Wat valt je op aan deze drie zinnen?
  1. Men gaf haar een compliment.  

  2. Men gaf haar een compliment (en) ze kreeg een dik gevulde envelop.  
    twee gewone zinnen aan elkaar geplakt....
  3. Men gaf haar een compliment, (omdat) ze een dik gevulde envelop kreeg.    
    tweede deel kan je niet zomaar als zin gebruiken, na 'omdat' geeft wat extra informatie.

Slide 5 - Slide

Verschil
Enkelvoudige zin = een zin met één persoonsvorm. 
Samengestelde zin = een zin met meer persoonsvormen.

Zinnen met meer persoonsvormen bestaan uit verschillende zinnen. Deze zinnen zijn meestal met elkaar verbonden door voegwoorden. 

Slide 6 - Slide

Hoofd- en bijzin 

Voorbeeld: De jongen gaat naar een cursus, zodat hij nieuwe dingen kan leren.


Hoofdzin = De jongen gaat naar een cursus.

Bijzin = hij nieuwe dingen kan leren.

Voegwoord = zodat 

Slide 7 - Slide

Hoofdzin:

Een kenmerk van hoofdzinnen is dat de persoonsvorm doorgaans op de tweede, soms op de eerste zinsplaats staat.

Slide 8 - Slide

Bijzin:
In een bijzin staat de persoonsvorm niet vooraan, maar juist achteraan (helemaal achteraan of als een van de laatste woorden).

Slide 9 - Slide

Voegwoorden 
Voegwoorden = zijn woorden die woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar verbinden.

Er zijn twee soorten voegwoorden, namelijk
nevenschikkende en onderschikkende.  

Slide 10 - Slide

Men gaf haar een compliment (en) ze kreeg een dik gevulde envelop. 

Hier is sprake van een nevenschikking.

Slide 11 - Slide

NEVENSCHIKKING en ONDERSCHIKKING
Nevenschikking: heb je binnen hele zinnen maar ook tussen
woordgroepen twee gelijkwaardige delen.
De vorm voor en na het voegwoord zijn (bijna altijd) hetzelfde.

Ik eet graag pasta en ik eet graag rijst.
Ik eet graag pasta en rijst.

Dit zijn twee zelfstandige naamwoorden, keurig aan elkaar
verbonden door woordje 'en'.

Nevenschikkend voegwoorden: en, maar, want, of, dus

Slide 12 - Slide

Nevenschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden = verbinden gelijkwaardige delen. Deze delen kunnen los van elkaar een zin vormen, zonder dat de woordvolgorde verandert. 

Nevenschikkende voegwoorden = en, want, maar, of 
Voorbeeld: Het kamp lijkt me niet leuk, maar ik ga er toch naartoe. 

Slide 13 - Slide

Twee hoofdzinnen:

Ik wil naar de bioscoop, maar ik heb geen geld.

Ik koop mijn kleding bij de kringloopwinkel, want ik draag graag kleding met een verhaal.

Slide 14 - Slide

ONDERSCHIKKING: de zinnen of delen zijn niet gelijkwaardig aan elkaar één onderdeel is aan te wijzen als 'hoofd'.

Ik koop mijn kleding bij de kringloopwinkel, omdat bijna niemand die kleding draagt(tweede deel is een reden)

Onderschikkend voegwoorden:
als, terwijl, ofschoon, mits, alles met 'dat' (omdat, zodat, totdat, opdat etc.)

Een hoofdzin en een bijzin

Slide 15 - Slide

Onderschikkende voegwoorden
Onderschikkende voegwoorden = verbinden ongelijkwaardige zinnen. Deze delen kunnen niet los van elkaar een zin vormen, want dan moet je eerst de woordvolgorde veranderen. 

Onderschikkende voegwoorden = dat (doordat, nadat, omdat), daarom, dan, tenzij, terwijl, of, zodra et cetera. 
Voorbeeld: Je moeder wil dat je meer aan je schoolwerk doet.

Slide 16 - Slide

Het woordje DUS... is wat problematisch...!
Het kan namelijk een bijwoord of een voegwoord zijn.

Ik kan niet tegen gluten, dus eet ik geen brood.
Ik kan niet tegen gluten, dus ik eet geen brood.


Slide 17 - Slide

Het woordje DUS... is wat problematisch...!
Het kan een bijwoord of een voegwoord zijn.

Ik kan niet tegen gluten, dus eet ik geen brood.  (bijwoord)
Ik kan niet tegen gluten, dus ik eet geen brood.  (voegwoord)

(Past er nog een voegwoord tussen (bijv. 'en')? Dan was 'dus' een bijwoord. Past dit niet? Dan was 'dus' al een voegwoord. Er kan in een zin nl. maar één voegwoord staan!)

Slide 18 - Slide

In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 19 - Quiz

De boer bewerkt het land, zodat daar weer bloemkool kan groeien
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 20 - Quiz

Terwijl zij het vlees bakt, was ik de groenten.

De eerste zin is een...
A
hoofdzin
B
bijzin

Slide 21 - Quiz

Volgend jaar ga ik kamperen, of ik ga met de caravan weg.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 22 - Quiz

Vandaag ga ik niet naar school, want ik voel me niet goed.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 23 - Quiz

Doordat het de hele week heeft geregend, is wandelen in het bos geen pretje
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 24 - Quiz

Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 25 - Quiz

De ouders drinken koffie en de kinderen drinken limonade.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 26 - Quiz

Nederland heeft veel onderzoekers voortgebracht, maar wie was de grootste?
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 27 - Quiz

Quest stelde die vraag aan wetenschappers en enkele resultaten volgen hier.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 28 - Quiz

Omdat hij licht beschreef als golfverschijnsel, staat Christiaan Huygens op één.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 29 - Quiz

Huygens ontdekte de ringen rond Saturnus en hij vond het slingeruurwerk uit.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 30 - Quiz

Hoewel Antoni van Leeuwenhoek bekendstaat als uitvinder van de microscoop, heeft hij het instrument eigenlijk alleen verbeterd.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 31 - Quiz

Lenzenslijper Baruch Spinoza werd vooral bekend doordat hij ook filosoof was.
A
nevenschikking
B
onderschikking

Slide 32 - Quiz

Ga nu op je laptop naar de digitale methode van Nieuw Nederlands en maak de opdrachten die ik heb klaargezet in de planning.

Slide 33 - Slide