2D Lezen tekstverbanden en signaalwoorden

§4 Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

§4 Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Tekstverbanden: Geeft de samenhang tussen woorden en zinnen weer. Zorgt ervoor dat een tekst goed te lezen is. 
(opsomming, voorbeeld, tegenstelling, chronologisch)

Signaalwoorden: woorden die jou een signaal geven welk tekstverband aan de orde is. 

Slide 2 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden (leerjaar 1)
Tegenstellend: maar, daarentegen, enerzijds...anderzijds....echter....
Chronologisch: voordat, tijdens, vroeger, aanvankelijk, nadat, later...
Opsommend: en, ook, in de eerste plaats, ten tweede...
Toelichtend: zoals, bijvoorbeeld, dat wil zeggen, onder andere.....

Slide 3 - Slide

Voorbeeld: Benoem het signaalwoord en benoem welk tekstverband erbij hoort. 
Ik houd van buitenlands eten, zoals Italiaans eten. 

Signaalwoord is : zoals

Tekstverband: voorbeeld

Slide 4 - Slide

Als ik op vakantie ga, pak ik mijn zwembroek, zonnebril en handdoek in.
Signaalwoord:
Tekstverband:

Slide 5 - Open question

Ik ga graag op vakantie naar Italië, maar ik houd niet van pizza's.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: voorbeeld

Slide 6 - Quiz

Nadat ik gefietst had, pakte ik een lekker glas drinken.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband : tegenstelling
C
Tekstverband: voorbeeld
D
Tekstverband: chronologisch

Slide 7 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden (hfst. 2+3)
Conclusie: dus, daarom, concluderend, dat houdt in...
Redengevend: omdat, namelijk, daarom, aangezien, want
Oorzaak-gevolg: want, doordat, waardoor, als gevolg van
Doel-middel: om te, daarmee, door middel van, opdat
Vergelijking: net zoals, evenals, lijkt op, evenzeer
Samenvattend: samengevat, kortom, al met al, oftwel

Slide 8 - Slide

Net als mijn oma, ben ik dol op frambozen!
A
oorzakelijk verband
B
redengevend verband
C
samenvattend verband
D
vergelijkend verband

Slide 9 - Quiz

Ze heeft mijn brief nooit ontvangen, omdat ik de postzegel ben vergeten.
A
oorzakelijk verband
B
redengevend verband
C
samenvattend verband
D
doel-middel verband

Slide 10 - Quiz

Om koning te kunnen worden, moest Stach 7 opdrachten volbrengen.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
samenvattend verband
D
doel-middel verband

Slide 11 - Quiz

Marijke is gek op dieren. Daarom wil ze later dierenarts worden.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
samenvattend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 12 - Quiz

Terugblikkend op het afgelopen jaar, heb ik best veel geleerd!
A
concluderend verband
B
doel-middel verband
C
samenvattend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 13 - Quiz

Het was dus niet zo erg!
A
concluderend verband
B
doel-middel verband
C
samenvattend verband
D
vergelijkend verband

Slide 14 - Quiz

Aan de slag:
- Maken opdracht 1 t/m 7
Moet vrijdag aan het einde van de les af.

Slide 15 - Slide