Cursus 1 - Tekstverbanden §2,3

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Deze les
Uitleg tekstverbanden en signaalwoorden

Aan het eind van de les:
  • kun je onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken;
  • kun je kernzinnen herkennen; 
  • kun je tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
  • Weet je wat feiten, meningen en argumenten zijn

Slide 2 - Slide

Lezen H1 (tekstopbouw)
Een tekst heeft een opbouw:
Inleiding
- Nieuwsgierig maken
- Onderwerp aankondigen
Middenstuk
- Deelonderwerpen
Slot
- Informatie herhalen
- Samenvatting
- Conclusie
- Toekomst

Slide 3 - Slide

Lezen H1 (H2 TL)
Hoofdzaken: de belangrijkste informatie in een tekst -> vind je vaak op voorkeursplaatsen (inleiding of slot). 

Bijzaken: informatie die niet (minder) zo belangrijk is.

Hoofdgedachte: De hoofdgedachte geeft in één zin antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? Het is de kortste samenvatting van een tekst

Slide 4 - Slide

Lezen H1 (H2 TL)
Kernzinnen
  • hoofdzaak van een alinea 
  • vaak eerste of laatste zin van de alinea
  • soms tweede zin, eerste zin vormt dan een verband met de vorige alinea('s).

Slide 5 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden (TH)
Signaalwoorden geven aan op welke manier de woorden, zinnen en alinea's in een tekst met elkaar samenhangen.

Deze samenhang heet het tekstverband.

Door te letten op tekstverbanden kun je een tekst beter begrijpen.

Slide 6 - Slide

Lezen (TH)
  • Tegenstellend verband: tegengestelde dingen benoemen
  • Chronologisch tekstverband: geeft een tijdsvolgorde aan
  • Opsommend verband: dingen achter elkaar opnoemen
  • Toelichtend verband: extra informatie geven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld

Slide 7 - Slide

Tegenstellend tekstverband (TH)
Tegenstellend:
maar, tegenover, hoewel, echter, toch, daarentegen, 
daar tegenover, aan de ene kant ... aan de andere kant.

Johan is supergoed in wiskunde en muziek, maar Engels en Duits vindt hij ontzettend moeilijk.

Slide 8 - Slide

Chronologisch tekstverband (TH)
Chronologisch:
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort – ook jaartallen en data.

Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je je kaart en vervolgens kun je inchecken.

Slide 9 - Slide

Voorbeelden van tekstverbanden
Opsommend:
ten eerste, ten tweede, ook, om te beginnen, verder, ten slotte,  daarnaast, en, bovendien. 
Ook liggende streepjes, getallen of dots.

Rowan heeft veel hobby's: ten eerste is hij gek op gitaarspelen. Daarnaast houdt hij van drummen en hockeyen. 

Slide 10 - Slide

Toelichtend tekstverband (TH)
Toelichtend:
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan

Marco is een natuurtalent in balsporten zoals voetbal, tennis en golf.

Slide 11 - Slide

Tekstverbanden Havo
  • Concluderend verband: een conclusie trekken uit eerdere informatie in de tekst
  • Redengevend verband: geeft aan waarom iemand iets doet of vindt
  • Oorzakelijk verband: toont waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil)
  • doel-middelverband: geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken
  • vergelijkend verband: laat een verschil of overeenkomst zien
  • samenvattend verband: geeft een verkorte weergave van informatie uit de tekst

Slide 12 - Slide

Concluderend tekstverband (havo)
Concluderend:
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al

Kittens zijn klein, schattig en pluizig. Je snapt dus wel dat ik stapelgek op ze ben.

Slide 13 - Slide

Redengevend tekstverband (havo)
Redengevend:
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij

Marnix komt met de trein naar school, omdat het te ver is om iedere dag heen en weer te fietsen.

Slide 14 - Slide

Oorzakelijk tekstverband (havo)
Oorzakelijk:
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Als gevolg van aanhoudende regen in het achterland is de IJssel buiten haar oevers getreden.

Slide 15 - Slide

Doel-middel tekstverband (havo)
Doel-middel:
opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van

Pizzadeeg moet je minstens tien minuten kneden, zodat het mooi soepel en elastisch wordt.

Slide 16 - Slide

Vergelijkend tekstverband (havo)
Vergelijkend:
in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals 
ook de vergrotende trap: meer, groter, beter, langer enz.

In vergelijking met vorig jaar hebben we nu een koude winter.

Slide 17 - Slide

Samenvattend tekstverband (havo)
Samenvattend:
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

Een samenvattend tekstverband geeft nooit nieuwe informatie.


Slide 18 - Slide

TL

Maak H3 > Extra Opdrachten > Lezen
Maak H4 > Extra Opdrachten > Lezen


Je gaat voor jezelf aan het werk! Dus in stilte. Heb je een vraag? Stel die aan mij.

Huiswerk voor volgende week
Havo:

Maak H2 > Extra Opdrachten > Lezen
Maak H3 > Extra Opdrachten > Lezen
Maak H4 > Extra Opdrachten > Lezen

Je gaat voor jezelf aan het werk! Dus in stilte. Heb je een vraag? Stel die aan mij.

Huiswerk voor volgende week

Slide 19 - Slide

Lezen H4 (Havo en TL) Feit - Mening - Argument
feit =
  • iets wat je kunt controleren; iets wat waar of onwaar is

mening/standpunt =
  • iets wat je vindt; iets waar je het mee (on)eens kunt zijn

argument =
  • iets waarmee je uitlegt waaróm je iets (niet) vindt

Slide 20 - Slide

Huiswerk
We gaan samen opdracht 8 maken van h3 uit het hv2 boek.

Slide 21 - Slide