Herh. Lezen H1-4 (2)

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Gister hebben we....

Slide 2 - Slide

Deze les
Herhalen Lezen H1-4

Aan het eind van de les:
  • kun je onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken;
  • kun je kernzinnen herkennen; 
  • kun je tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
  • Weet je wat feiten, meningen en argumenten zijn

Slide 3 - Slide

Lezen H1 (tekstopbouw)
Een tekst heeft een opbouw:
Inleiding
- Nieuwsgierig maken
- Onderwerp aankondigen
Middenstuk
- Deelonderwerpen
Slot
- Informatie herhalen
- Samenvatting
- Conclusie
- Toekomst

Slide 4 - Slide

Lezen H1 (H2 TL)
Hoofdzaken: de belangrijkste informatie in een tekst -> vind je vaak op voorkeursplaatsen (inleiding of slot). 

Bijzaken: informatie die niet (minder) zo belangrijk is.

Hoofdgedachte: De hoofdgedachte geeft in één zin antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? Het is de kortste samenvatting van een tekst

Slide 5 - Slide

Lezen H1 (H2 TL)
Kernzinnen
  • hoofdzaak van een alinea 
  • vaak eerste of laatste zin van de alinea
  • soms tweede zin, eerste zin vormt dan een verband met de vorige alinea('s).

Slide 6 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden (Havo: H2, TL: H3)
Signaalwoorden geven aan op welke manier de woorden, zinnen en alinea's in een tekst met elkaar samenhangen.

Deze samenhang heet het tekstverband.

Door te letten op tekstverbanden kun je een tekst beter begrijpen.

Slide 7 - Slide

Lezen H2 + H3 (TL)
  • opsommend verband: dingen achter elkaar opnoemen
  • tegenstellend verband: tegengestelde dingen benoemen
  • toelichtend verband: extra informatie geven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld

Slide 8 - Slide

Lezen H2 + H3 (Havo)
  • chronologisch verband: beschrijft gebeurtenissen in de juiste volgorde
  • opsommend verband: dingen achter elkaar opnoemen
  • tegenstellend verband: tegengestelde dingen benoemen
  • toelichtend verband: extra informatie geven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld

Slide 9 - Slide

Lezen H2 + H3 (Havo)
  • concluderend verband: een conclusie trekken uit eerdere informatie in de tekst
  • redengevend verband: geeft aan waarom iemand iets doet of vindt
  • oorzakelijk verband: toont waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil)

Slide 10 - Slide

Lezen H2 + H3 (Havo)
  • doel-middelverband: geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken
  • vergelijkend verband: laat een verschil of overeenkomst zien
  • samenvattend verband: geeft een verkorte weergave van informatie uit de tekst

Slide 11 - Slide

Lezen H4 (Havo en TL) Feit - Mening - Argument
feit =
  • iets wat je kunt controleren; iets wat waar of onwaar is

mening/standpunt =
  • iets wat je vindt; iets waar je het mee (on)eens kunt zijn

argument =
  • iets waarmee je uitlegt waaróm je iets (niet) vindt

Slide 12 - Slide

TL

Maak H3 > Extra Opdrachten > Lezen
Maak H4 > Extra Opdrachten > Lezen


Je gaat voor jezelf aan het werk! Dus in stilte. Heb je een vraag? Stel die aan mij.

Huiswerk voor volgende week
Havo:

Maak H2 > Extra Opdrachten > Lezen
Maak H3 > Extra Opdrachten > Lezen
Maak H4 > Extra Opdrachten > Lezen

Je gaat voor jezelf aan het werk! Dus in stilte. Heb je een vraag? Stel die aan mij.

Huiswerk voor volgende week

Slide 13 - Slide

Huiswerk
Nog even over het SO

Volgende week dinsdag

Slide 14 - Slide