haben en sein herhaling tt, intro vt

haben/sein 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

haben/sein 

Slide 1 - Slide

lesdoelen
Op het einde van de les(sen) weet je weer hoe je de hulpwerkwoorden haben/sein in de tegenwoordige tijd moet vervoegen 
en heb je kennis gemaakt met de verleden tijd.

Slide 2 - Slide

haben/sein vervoegen

Om werkwoorden te kunnen vervoegen heb je een aantal dingen nodig:


- Je moet alle persoonlijke voornaamwoorden kennen.


Slide 3 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden

enkelvoud:

ik = ...

jij = ...

hij = ...

zij = ...

het = ...

Slide 4 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden

enkelvoud:

ik = ich

jij = du

hij = er

zij = sie

het = es

Slide 5 - Slide

persoonlijk voornaamwoord

meervoud:

wij = ...

jullie = ...

zij = ...

u = ...

Slide 6 - Slide

persoonlijk voornaamwoord

meervoud:

wij = wir

jullie = ihr

zij = sie

u = Sie

Slide 7 - Slide

even oefenen
Wat is de juiste vertaling?

Slide 8 - Slide

ik
A
ich
B
du
C
er
D
es

Slide 9 - Quiz

jullie
A
wir
B
ihr
C
sie
D
Sie

Slide 10 - Quiz

het
A
ich
B
er
C
sie
D
es

Slide 11 - Quiz

u
A
sie
B
es
C
wir
D
Sie

Slide 12 - Quiz

jij
A
du
B
sie
C
ihr
D
ich

Slide 13 - Quiz

Grammatik: haben sein

Slide 14 - Slide

Combineer! 
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 15 - Drag question

Combineer! 
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 16 - Drag question

Haben und Sein

Slide 17 - Slide

Ich ______ 13 Jahre
A
bin
B
ist
C
seid
D
sind

Slide 18 - Quiz

Warum ______ du gelogen?
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 19 - Quiz

Mein Vater _____ eine Schwester
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 20 - Quiz

Wir _____ in der Schule
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 21 - Quiz

En nu lastiger

Slide 22 - Slide

Meine Mutter ............ 40 Jahre alt.
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 23 - Open question

Warum .......... du jetzt in Hamburg?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 24 - Open question

Wer............. ein Haus gekauft?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 25 - Open question

Was ............ deine Telefonnummer ?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide