HA1: Kapitel 1: haben und sein

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

haben und sein

Het programma:

• Korte uitleg werkwoorden haben und sein

• Quiz
  
  
• Oefenen met haben en sein op www.duits.de

Het leerdoel

       Je kent de persoonlijke voornaamwoorden.

 Je kunt het werkwoord sein vervoegen.

    Je kunt het werkwoord haben vervoegen.

werkwoorden vervoegen

Om werkwoorden te kunnen vervoegen heb je een aantal dingen nodig:

- Je moet alle persoonlijke voornaamwoorden kennen

- Je moet weten welke vormen van het werkwoord haben/sein bij de persoonlijke voornaamwoorden horen

persoonlijke voornaamwoorden

enkelvoud:

ik = ich

jij = du

hij = er

zij = sie

het = es

persoonlijk voornaamwoord

meervoud:

wij = wir

jullie = ihr

zij = sie

u = Sie

even oefenen

Wat is de juiste vertaling?

ik

1. ich
2. du
3. er
4. es

jullie

1. wir
2. ihr
3. sie
4. Sie

het

1. ich
2. er
3. sie
4. es

sie

1. zij
2. u
3. jullie
4. het

du

1. ik
2. jij
3. hij
4. zij

Hoe zien de werkwoorden haben/sein eruit?

Ich .... Lehrer. (sein)

1. sind
2. bin
3. seid
4. bist

Ihr .... gut gearbeitet. (haben)

1. habt
2. haben
3. hat
4. hast

Wir .... Hausaufgaben gemacht. (haben)

1. hat
2. habe
3. habt
4. haben

Ihr ... zu spät (sein)

1. seid
2. sind
3. bin
4. bist

Lisa ..... krank (sein)

1. bist
2. sind
3. ist
4. bin

Ich ... etwas gemacht (haben)

1. haben
2. habe
3. habt
4. hat

Je onthoudt beter als je iets beeldend maakt.

Maak een overzicht van de werkwoorden haben/sein.

De hele rijtjes van haben/sein moeten op het overzicht staan

Verzin zelf 4 oefenzinnen (2 met haben, 2 met sein)

oefenen

Oefenen met haben en sein op www.duits.de