Dagen van de week 2
1 / 21
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat hoor je?
A =
C =
B =
D =
A
maandag
B
woensdag
C
dinsdag
D
vrijdag
Slide 3 - Quiz
Wat hoor je?
A =
C =
D =
B =
A
donderdag
B
woensdag
C
zaterdag
D
vrijdag
Slide 4 - Quiz
Wat hoor je?
A =
C =
D =
B =
A
vrijdag
B
dinsdag
C
zaterdag
D
maandag
Slide 5 - Quiz
Wat hoor je?
A =
C =
D =
B =
A
woensdag
B
zondag
C
zaterdag
D
vrijdag
Slide 6 - Quiz
Wat hoor je?
A =
C =
D =
B =
A
donderdag
B
woensdag
C
maandag
D
dinsdag
Slide 7 - Quiz
Wat hoor je?
A =
C =
D =
B =
A
donderdag
B
zaterdag
C
maandag
D
dinsdag
Slide 8 - Quiz
Wat hoor je?
A =
C =
D =
B =
A
zaterdag
B
dinsdag
C
woensdag
D
vrijdag
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Hoe vaak hoor je maandag?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 11 - Quiz
maandag
vrijdag
woensdag
dinsdag
donderdag
Slide 12 - Drag question
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Maandag
vrijdag
donderdag
zaterdag
dinsdag
zondag
woensdag
Slide 13 - Drag question
Slide 14 - Slide
Vandaag is het maandag.
Welke dag is het morgen?
Welke dag is het morgen?
A
dinsdag
B
donderdag
C
woensdag
D
vrijdag
Slide 15 - Quiz
Vandaag is het zondag.
Welke dag is het morgen?
Welke dag is het morgen?
A
dinsdag
B
maandag
C
woensdag
D
zaterdag
Slide 16 - Quiz
Vandaag is het woensdag.
Welke dag is het morgen?
Welke dag is het morgen?
A
dinsdag
B
donderdag
C
woensdag
D
vrijdag
Slide 17 - Quiz
Vandaag is het vrijdag.
Welke dag is het morgen?
Welke dag is het morgen?
A
dinsdag
B
donderdag
C
zaterdag
D
vrijdag
Slide 18 - Quiz
Vandaag is het donderdag.
Welke dag is het morgen?
Welke dag is het morgen?
A
dinsdag
B
donderdag
C
woensdag
D
vrijdag
Slide 19 - Quiz
Vandaag is het dinsdag.
Welke dag is het morgen?
Welke dag is het morgen?
A
dinsdag
B
donderdag
C
woensdag
D
vrijdag
Slide 20 - Quiz
Vandaag is het zaterdag.
Welke dag is het morgen?
Welke dag is het morgen?
A
dinsdag
B
zondag
C
maandag
D
vrijdag
