2 vragen over de begrippen of theoretische kennis van jullie onderdeel (Bijv. Wat is een samenstelling? of Waarom kan een lijdend voorwerp nooit een hoeveelheid zijn?)
10 vragen die je kunt vergelijken met de opdrachten uit je methode (Bijv. Maak de samenstelling huil + balk)
2 vragen bedenken waarin er iets uitgelegd moet worden.
(bijv. Waarom schrijf je huilebalk en niet huilenbalk?)