2 vervolg min max prijs Module 3 Markt&Overheid

Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van de producten en diensten waar subsidies aan vast zitten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van de producten en diensten waar subsidies aan vast zitten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van de producten en diensten waar subsidies aan vast zitten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van de producten en diensten waar subsidies aan vast zitten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 1 - Quiz

Slide 2 - Slide

welvaartsverlies (verlies CS)

Slide 3 - Slide

maximale omzet?
  • Wanneer is TO maximaal?
  • MO = 0
  • Maak je dan ook winst?
  • Als GTK < GO wel!

Slide 4 - Slide

de vraagfunctie van goed R luidt: qv = -25p + 400
de aanbodfunctie van goed R luidt: qa = 50p - 200
(q = aantal producten x 1 mln
p = prijs per product in euro's)
De overheid verstrekt een garantieprijs van 10 euro per product.
Is de grantieprijs een minimum of maximum prijs?

A
een minimumprijs want deze is hoger dan de marktpijs
B
een minimumprijs want deze is lager dan de marktprijs
C
een maximumprijs want deze is lager dan de marktprijs
D
een maximumprijs want deze is hoger dan de marktprijs

Slide 5 - Quiz

de vraagfunctie van goed R luidt: qv = -25p + 400
de aanbodfunctie van goed R luidt: qa = 50p - 200
(q = aantal producten in miljoenen
p = prijs per product in euro's)
De overheid verstrekt een garantieprijs van 10 euro per product
Hoe groot is het overschot of tekort?
A
er ontstaat een vraagoverschot van 150.000.000 euro
B
er ontstaat een aanbodoverschot van 150.000.000 euro
C
er ontstaat een vraagtekort van 150 euro
D
er ontstaat een aanbodtekort van 150 euro

Slide 6 - Quiz


A
P m is een minimumprijs want de consumenten worden er door beschermd
B
P m is een maximumprijs want de consumenten worden er door beschermd
C
P m is een maximumprijs want de producenten worden er door beschermd
D
P m is een minimumprijs want de producenten worden er door beschermd

Slide 7 - Quiz

de lijn Q'a, op deze markt, laat zien
A
dat de overheid de accijns op het product heeft verhoogd
B
dat de overheid de accijns op het verhandelde product heeft verlaagd
C
dat de overheid een prijsverlagende subsidie heeft verstrekt
D
dat de overheid de accijns op het verhandelde product heeft verhoogd

Slide 8 - Quiz

De overheid neemt maatregelen om negatieve externe effecten terug te dringen door ..
A
Het verhogen van accijnzen
B
Het verhogen van de hondenbelasting
C
Het verlagen van de overheidsuitgaven
D
Het verlagen van de schulden

Slide 9 - Quiz

Als de overheid een subsidie geeft aan een bedrijf kan het bedrijf..
A
De consumentenprijs verhogen
B
De consumentenprijs gelijk houden
C
De consumentenprijs verlagen
D
De concurrentiepositie verslechteren

Slide 10 - Quiz

Belastingen en subsidies 
- Evenwichtsprijs komt hoger te liggen, wat gebeurt er met de hoeveelheid? 

De welvaart van de bevolking daalt door de belasting, waarom? 

Slide 11 - Slide

Maximale winst

Berekenen winst met kostenfunctie

Vrijwel hetzelfde als het bepalen van de winst uit een grafiek:

1) De prijs gelijk aan de marktprijs.

2) Bepaal het punt waarop geldt MO = MK.
MO = marktprijs. Bij die hoeveelheid (= q*) is er maximale winst.

3) De berekening van de winst zelf: Bereken
GO (p x q*) en haal hier TK (GTK x q*) van af. Je doet dus TO – TK = TW



Slide 12 - Slide

Maximale winst

Bepalen & berekenen winst uit grafiek (deel 2)

3) De berekening van de winst zelf kan op twee manieren:

a) Bereken GO (p x q*) en haal hier TK (GTK x q*) van af.

Je doet dus TO – TK = TW

b) Bereken eerst winst per stuk: GO – GTK bij q*. Vervolgens vermenigvuldig je dit verschil met q*.

Je doet dus TW = (GO – GTK) x q*



Slide 13 - Slide

Maximale winst

Bepalen & berekenen winst uit grafiek (deel 3)



Je krijgt dan het groene vlakje in de
grafiek hieronder:




Slide 14 - Slide

Voorbeeld berekenen maximale winst

TK van een hoeveelheidsaanpasser: TK = 50q2 + 100q + 100

De marktprijs is € 500

MO = 500    MK = 100q + 100

MO = MK     500 = 100q + 100     400 = 100q     q = 400 / 100 = 4

TO = 4 x 500 = 2.000          TK = 50 x 42 + 100 x 4 + 100 = 1.300

TW = 2.000 – 1.300 = € 700



Slide 15 - Slide

Een van de vele verschillende producenten van het product IKS is onderneming YAN.
YAN is hoeveelheids-aanpasser.

Verder gegeven:

TK = 0,0625q2 + 32q + 60

MK = 0,125q + 32

Ondernemer YAN streeft naar maximale totale winst.


Bereken de maximale totale
winst van YAN.




Slide 16 - Slide

Uitwerking extra oefensom nr. 5

Marktprijs (GO): Qa = Qv     0,5P – 10 = -P + 50      1,5P = 60  

P = 60 / 1,5 = 40  MO = 40 

MO = MK   0,125q + 32 = 40   0,125q = 8   q = 8 / 0,125 = 64
TO = p x q = 40 x 64 = 2.560
TK = 0,0625 x 402 + 32 x 40 + 60 = 1.440
TW = TO – TK = 2.560 - 1.440 = € 1.120

Slide 17 - Slide

Bij welke hoeveelheid is de winst maximaal?
A
40
B
100
C
150

Slide 18 - Quiz

Hoe hoog is de verkoopprijs van dit product?
A
120
B
40
C
150
D
500

Slide 19 - Quiz

Stel de overheid legt een heffing op.

Slide 20 - Slide

Als de overheid een subsidie geeft aan een bedrijf kan het bedrijf..
A
De consumentenprijs verhogen
B
De consumentenprijs gelijk houden
C
De consumentenprijs verlagen
D
De concurrentiepositie verslechteren

Slide 21 - Quiz

als de prijs in euro's luidt dan is het producentensurplus in euro's:
A
12.000
B
6.000
C
4.000
D
2.000

Slide 22 - Quiz

als de prijs in euro's luidt dan is het consumentensurplus in euro's:
A
6.000
B
2.000
C
12.000
D
4.000

Slide 23 - Quiz

Welk oppervlak geeft maximale winst weer?
A
A + B
B
A + B + C
C
B + C
D
C

Slide 24 - Quiz

Welke prijs wordt behaald bij maximale winst?
A
€ 75
B
€ 50
C
€ 25
D
€ 100

Slide 25 - Quiz

Maximale winst wordt behaald bij:
A
50 stuks
B
100 stuks
C
200 stuks
D
150 stuks

Slide 26 - Quiz