Monniken en nonnen woonden in het klooster, ze hadden best veel te doen:
- Bidden
- Zieken verzorgen
- Boeken schrijven
- Werken op het land
- Onderzoek doen en lesgeven
- Mensen helpen bij hun geloof in God
Een klooster was dus een kerk, ziekenhuis, school en labaratorium en boerderij in één.