Materie

Materie
Nask 1 MAVO 3


1 / 33
next
Slide 1: Slide
naskMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Materie
Nask 1 MAVO 3


Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Voorkennis activeren
Doelen
-Aan het einde van de les kun je uitleggen wat moleculen zijn en in welke fases ze voor kunnen komen


Slide 2 - Slide

molecuul vs atoom

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Extraheren
Scheiden op basis van oplosbaarheid in het extractiemiddel.

Vaste stoffen uit andere vaste stoffen scheiden.
Vaste stof in het oplosmiddel (oplossing).

Slide 6 - Slide

Filtreren

Slide 7 - Slide

Indampen
Nodig:
  • Warmtebron (brander met driepoot)
  • Oplossing met vaste stof
  • Container (bekerglas)

Vaste stoffen uit vloeistoffen scheiden

Slide 8 - Slide

moleculen

Slide 9 - Slide

Welke fasen

Slide 10 - Slide

Chemische reacties

Als stoffen veranderen, dan is er sprake van een chemische reacties. Denk bijvoorbeeld aan het bakken van een ei.


Bij een chemische reactie heb je beginstoffen en ontstaan er door de reactie nieuwe stoffen.

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 7.1 en 7.2 in je werkboek

Maak foto's van je gemaakte werk en lever in via Its Learning

Slide 12 - Slide

Gasdruk en temperatuur
Als de temperatuur van een gas stijgt, gaan de moleculen sneller bewegen. De moleculen botsen vaker en met een hogere snelheid tegen de wand. Het gevolg is dat de gasdruk toeneemt. 

Slide 13 - Slide



Gasdruk & temperatuur?

Slide 14 - Slide

Gasdruk en temperatuur
Hoe hoger de temperatuur, hoe harder de deeltjes gaan bewegen. Er botsen dan dus ook steeds meer deeltjes tegen de wanden.

Als de temperatuur steeds lager wordt gaan de deeltjes steeds minder hard bewegen.

Bij het absolute nulpunt liggen alle deeltjes stil. De druk is dan 
0 kPa.

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van paragraaf 7.2 in je werkboek

Klaar? Kijk de opdrachten na en laat controleren

Slide 16 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Terugblik
Doelen
-Aan het einde van de les kun je uitleggen wat zuivere stoffen zijn en 3 scheidingsmethoden benoemen en uitvoeren
Uitleg
Practicum
Aan de slag

Slide 17 - Slide

Practicum
We gaan werken met de brander

Proef 2
Scheiden van stoffen: indampen
Scheiden van stoffen: filtreren

Slide 18 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
Terugblik
Doelen
-Aan het einde van de les kun je
uitleggen wat atomen zijn en vertellen waar atomen uit zijn opgebouwd
Het periodieksysteem aflezen
Uitleg
Aan de slag

Slide 19 - Slide

molecuul vs atoom

Slide 20 - Slide

Protonen +
Electronen -
Neutronen 0

Slide 21 - Slide

Een atoom bestaat uit protonen, elektronen en neutronen, maar hoeveel?
Atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen


Isotopen = isotopen hebben een gelijk aantal elektronen en protonen, maar een verschillend aantal neutronen.

Slide 22 - Slide

Atomen-Elementen

In het periodieksysteem staan alle elementen genoemd. De naam van een element begint altijd met een hoofdletter. De naam van een element kan uit 1 of uit 2 letters bestaan. Wanneer de naam uit 2 letters bestaat, is de tweede
letter altijd een kleine letter. Let dus goed op hoofdletters en kleine
letters.

H  = waterstof
He = helium

Slide 23 - Slide

Isotopen

Slide 24 - Slide

C is koolstof
Er bestaat C-12 en C-14
Welke van de twee is een isotoop?
A
C-12
B
C-14

Slide 25 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft 4He?
A
2
B
3
C
4
D
6

Slide 26 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft Li?
A
3
B
5
C
8
D
11

Slide 27 - Quiz

Hoeveel neutronen heeft Li?
A
3
B
5
C
8
D
11

Slide 28 - Quiz

Dit / deze deeltje(s) zitten in de kern van een atoom.
A
protonen, neutronen
B
elektronen, neutronen
C
protonen en elektronen
D
ionen

Slide 29 - Quiz

Aan de slag
Maak de opdrachten van paragraaf 7.4 in je werkboek

Klaar? m
Maak een foto en lever in!

Slide 30 - Slide

Wat is filtreren?
Filtreren is de manier om:
A
Een opgeloste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden
B
Een vaste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden
C
Twee vaste stoffen van elkaar te scheiden
D
Twee vloeistoffen van elkaar te scheiden

Slide 31 - Quiz

De meeste stoffen kunnenvoorkomen in drie fasen, vaste stoffen, vloeistoffen en gas.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

Welke fase-overgangen ken je?

Slide 33 - Mind map