5v toets unité 2

5v toets unité 2
Vertaal de volgende werkwoordsvormen in het Frans. 
1 / 48
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 31 min

Items in this lesson

5v toets unité 2
Vertaal de volgende werkwoordsvormen in het Frans. 

Slide 1 - Slide

zij heeft zich gewassen

Slide 2 - Open question

jij vraagt je af

Slide 3 - Open question

wij haasten ons

Slide 4 - Open question

jullie zouden opstaan

Slide 5 - Open question

hij ging naar bed

Slide 6 - Open question

zij heten (vmv)

Slide 7 - Open question

u heeft zich aangekleed (vrl)

Slide 8 - Open question

hij zal zich scheren

Slide 9 - Open question

zij glimlachen naar elkaar (vmv)

Slide 10 - Open question

zij maken ruzie (mmv)

Slide 11 - Open question

zij is wakker geworden

Slide 12 - Open question

zij zullen elkaar ontmoeten (mmv)

Slide 13 - Open question

zij hebben zich gehaast (vmv)

Slide 14 - Open question

u wandelde (mnl)

Slide 15 - Open question

zij gaat zich verkleden

Slide 16 - Open question

Vertaal de volgende werkwoordsvormen in het Nederlands. 

Slide 17 - Slide

levons-nous

Slide 18 - Open question

qui se dépêchera?

Slide 19 - Open question

soyez à l'heure

Slide 20 - Open question

on se parlerait

Slide 21 - Open question

nous nous verrons

Slide 22 - Open question

réjouis-toi

Slide 23 - Open question

Noteer de betekenis van de volgende vormen in de subjonctif. 

Slide 24 - Slide

que tu veuilles

Slide 25 - Open question

que je sache

Slide 26 - Open question

que vous puissiez

Slide 27 - Open question

qu'il pleuve

Slide 28 - Open question

que nous ayons

Slide 29 - Open question

qu'elle doive

Slide 30 - Open question

que tu prennes

Slide 31 - Open question

que je vienne

Slide 32 - Open question

Noteer de volgende getallen in letters in het Frans. 

Slide 33 - Slide

73

Slide 34 - Open question

1978

Slide 35 - Open question

32e

Slide 36 - Open question

1e

Slide 37 - Open question

16

Slide 38 - Open question

457

Slide 39 - Open question

Kies de correcte vorm. 

Slide 40 - Slide

net zo snel als
A
aussi rapide que
B
autant rapide que

Slide 41 - Quiz

ma robe est (mooier)
A
plus belle
B
la plus belle

Slide 42 - Quiz

Il travaille (het slechtst)
A
moins
B
le pire
C
pire

Slide 43 - Quiz

Le TGV est un train (snel)
A
vite
B
rapidement
C
rapide

Slide 44 - Quiz

Mes chaussures sont (het oudst)
A
les plus vieilles
B
les plus grandes
C
les plus petites

Slide 45 - Quiz

Elle est la fille (het minst stom)
A
la moins bête
B
la plus bête
C
la moins intelligente
D
la plus intelligente

Slide 46 - Quiz

Welk rijtje gebruik je om een zinsdeel te accentueren?

Slide 47 - Mind map

Is het leerdoel behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll