KP-2 Les 2

Kostprijs-2 (Les 2)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
KP-2Tertiary Education

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Kostprijs-2 (Les 2)

Slide 1 - Slide

Lesplanning

Slide 2 - Slide

Inhoud 
Hoofdstuk 1: kosten en kostencategorie
1.1 De onderneming opgave 1, 2 en 3
1.2 Hoe ontstaan kosten opgave 4, 5 en 8


Slide 3 - Slide

1.3 Verspilling (waste)
Indien er meer in het productieproces meer productiemiddelen worden gebruikt of verbruikt dan nodig zijn.

Verspilling wordt NIET tot de kosten gerekend. 


Slide 4 - Slide

Voorbeeld 3 (pag. 11)

Slide 5 - Slide

1.4 Kosten van duurzame productiemiddelen
Wat zijn kosten van de grond- en hulpstoffen?
Het aankoop van materiaal dat nodig is voor het maken van een product.
(voorbeeld tekening, tekenpapier, potloden, houtskool, verf etc.)

Slide 6 - Slide

De Kostensoorten

1. De kosten van grond- en hulpstoffen (hoofdstuk 3)
2. De kosten van duurzame produktiemiddelen (hoofdstuk 4)
3. De kosten van arbeid
4. De kosten van grond
5. De kosten van diensten van derden
6. De kosten van belasting

Slide 7 - Slide

Kostensoorten of kostencategorieën
a. grond- en hulpstoffen: ( Grondstof: Het aankoop van materiaal dat nodig is voor het maken van een product; Hulpstof: elektriciteit).

b. belastingen: (verplichte bedragen die bedrijven betalen aan de overheid. Deze bestaan voornamelijk uit de kostprijs verhogende belastingen. Voorbeelden zijn invoerrechten, accijnzen, motorrijtuigenbelasting en milieuheffingen)

c. grond: (wordt grond gehuurd of is deze in erfpacht verkregen, het kopen van een stuk terrein)


Slide 8 - Slide

Kostensoorten of kostencategorieën
d. diensten van derden: (vb. het gebruiken van een andere bedrijf voor het inlijsten van de tekeningen, schoonmaakbedrijf, transport van goederen)

e. Arbeid: het maken van een product vergt (exigi) tijd--> loonkosten en gewaardeerdloon)

f. duurzame productiemiddelen: (productiemiddelen die meer dan één (1) productieproces meegaan, afschrijvingskosten van gebouw)

Slide 9 - Slide

§1.3 Opgaven 8 en 9

Slide 10 - Slide

Opgave 8
Indien er meer in het productieproces meer productiemiddelen worden gebruikt of verbruikt dan nodig zijn.

Verspilling is vermijdbaar!

Slide 11 - Slide

Opgave 9
Als onnodig kosten worden gemaakt, heeft dat geen invloed op de inkomsten van een onderneming.

De onnodig gemaakte kosten worden niet in de kostprijs opgenomen. 
Niet de klant draait voor deze kosten op, maar de ondernemer zelf.

Door deze extra kosten zal de uiteindelijke winst minder zijn dan bij het voorkomen van verspilling. 

Slide 12 - Slide

§1.4 Opgaven 10 t/m 12

Slide 13 - Slide

Opgave 10 (TOETS)
a. Kosten van grondstof
b. Kosten van duurzame productiemiddelen
c. Kosten van diensten van derden.
d. Kosten van grond
e. Kosten van arbeid
f. Kosten van hulpmiddelen

Slide 14 - Slide

Opgave 11
De volle meter: 10 m
Prijs per meter: Afl. 12,50

10mxf12,50= F. 125,-

Er blijft 1 meter stof over. Dit is onvermijdbaar.

Slide 15 - Slide

Opgave 12
12a.  Drie (3) maanden worden vooruitbetaald.
3 x f 2.000 = f. 6.000

12b. f. 2.000,- (de maand januari bedraagt eenderde deel van de gedane uitgave)

Slide 16 - Slide

Extra Opgave 13 

Slide 17 - Slide

Opgave 13 (TOETS)
Klei:                          f.  20.000 (200.000/10)
Arbeid                     f.    1.800  ( 60 x 30)
Ovenuren               f.   11.000 ( 55x1000/5)
Transport               f.    1.000 + 
Totale Kosten       f. 33.800

b. Kosten per steen:
  33.800= 0,05
  676.000
Ruilwinst 6.000 x (0.15 (kwartje van afval)-0.05= 0.10) =  F 600,-
6.000 x 0.10 = F600,-

c. Kosten waren:                          33.800
    Verspilling                                         750 - (7500/10->klei)
     Onvermijdbare kosten         33.050
Dat is
 33.050  x 1000 = 48,89 voor 1000 waaltjes
676.000

Slide 18 - Slide

The end!

Slide 19 - Slide