H1.8 spelling

Wat gaan we doen?
  • Lezen (10 min.)
  • Spreekwoord
  • Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
  • Aan het werk
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
  • Lezen (10 min.)
  • Spreekwoord
  • Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
  • Aan het werk

Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Van streek raken.

Slide 3 - Slide

Van streek raken.
= erg in de war door iets raken

Slide 4 - Slide

Hoe schrijf je de ik-vorm in de tegenwoordige tijd?

Slide 5 - Mind map

de ik-vorm tegenwoordige tijd
denken
denk
denk
vissen
viss
vis
_____________

Slide 6 - Slide

de ik-vorm tegenwoordige tijd
denken
denk
denk
vissen
viss
vis
_____________
werkwoord
stam
ik-vorm
denken
denk
denk
vissen
viss
vis
lopen
lop
loop
verven
verv
verf
blazen
blaz
blaas

Slide 7 - Slide

Is de ik-vorm hetzelfde als de stam?

Slide 8 - Slide

Uitzonderingen
  • Staat ik in de zin?
  • Je/jij of vervangen 
  • Als de ik-vorm al op een -t eindigt

Slide 9 - Slide

zingen
A
hetzelfde
B
niet hetzelfde

Slide 10 - Quiz

pakken
A
hetzelfde
B
niet hetzelfde

Slide 11 - Quiz

beloven
A
hetzelfde
B
niet hetzelfde

Slide 12 - Quiz

Vind/Vindt jij dat ook zo stom?
A
vind
B
vindt

Slide 13 - Quiz

Wat word/wordt je gevraagd?
A
word
B
wordt

Slide 14 - Quiz

Aan de slag H1.8
Maken:
BK: 1 t/m 5 (blz. 65-67)
KGT: 1 t/m 5 (blz. 76-78)

Eerst 8 min. in stilte, daarna mag je overleggen.

timer
8:00

Slide 15 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lezen (10 min.)
  • Spreekwoord
  • Leestekens uitleg
  • Aan het werk

Slide 16 - Slide

timer
10:00

Slide 17 - Slide

Niet om de knikkers, maar om het spel.

Slide 18 - Slide

Niet om de knikkers, maar om het spel.
= het gaat niet om het winnen, maar om het spel

Slide 19 - Slide

Bekijk onderstaande tekst

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en
hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter


Slide 20 - Slide

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen, honden, slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen, honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 21 - Slide

Waarom gebruiken we hoofdletters en leestekens?

Slide 22 - Mind map

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

- dubbele punten

- aanhalingstekens

Slide 23 - Slide

Dubbele punt (1)

- Voor een opsomming.


Je hebt nodig: een ei, een klontje boter en een snufje zout.



Slide 24 - Slide

Dubbele punt (2)

- Voor een uitleg/aankondiging:


Anna dacht: Ik ga verhuizen naar Breda.


Eindelijk is het zo ver: hun kindje is geboren!



Slide 25 - Slide

Dubbele punt (3)

- Voor een directe rede/citaat.


Anna zei: 'Ik ga verhuizen naar Breda.'



Na een dubbele punt
Na een dubbele punt gebruik je normaal NOOIT een hoofdletter.

Slide 26 - Slide

leestekens
Dubbele punt en aanhalingstekens:
  • zin tussen aanhalingstekens = wat iemand zegt in een tekst. --> directe rede/citaat
  • dubbele punt 
      --> geef je aan wanneer de zin die iemand zegt, begint.

Slide 27 - Slide

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met potloden aangeven

Slide 28 - Open question

leestekens
Dubbele punt en aanhalingstekens:
Hij  roept: 'Ik kom iets later!'


Slide 29 - Slide

Tessa zuchtte en zei dit is al de derde keer.
Dat is al de derde keer zuchtte Tarik.

Slide 30 - Open question

leestekens
Tessa zuchtte en zei: 'Dit is al de derde keer.'
'Dat is al de derde keer', zuchtte Tarik.

Slide 31 - Slide

Juist of onjuist:
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Juist of onjuist:
Lotte zei: 'Wat een leuke jongen.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

Aan de slag 1.8
Maken: 
BK: opdracht 6 t/m 10 (blz. 67-69
KGT: opdracht 6 t/m 10 (blz. 78-80)

Eerst 8 min. in stilte, daarna mag je overleggen.

timer
8:00

Slide 34 - Slide