This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Oefenen SE PTA6
Hoofdstuk 10: Voortplanting
Hoofdstuk 11: Erfelijkheid
Hoofdstuk 12: Evolutie
Slide 2 - Slide
Met welk nummer is het deel aangegeven dat de penis in erectie brengt?
A
met nummer 3
B
met nummer 4
C
met nummer 5
D
met nummer 6
Slide 3 - Quiz
In welk van de organen komen zaadcellen het eerst terecht?
A
in orgaan 1
B
in orgaan 2
C
in orgaan 3
D
in orgaan 4
Slide 4 - Quiz
Hoeveel chromosomen bevat cel P?
A
46
B
23
C
44
D
22
Slide 5 - Quiz
Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
om bevruchting mogelijk te maken
B
om innesteling mogelijk te maken
C
om menstruatie mogelijk te maken
Slide 6 - Quiz
Zet in onderdelen van de bevalling in de juiste volgorde.
uitdrijving
ontsluiting
nageboorte
1
2
3
Slide 7 - Drag question
In een sinaasappel zitten 4 pitjes. Hoeveel eicellen zijn er bevrucht? En hoeveel zaadbeginsels waren er?
A
4 eicellen bevrucht
4 zaadbeginsels
B
4 eicellen bevrucht
8 zaadbeginsels
C
4 eicellen bevrucht
? zaadbeginsels
Slide 8 - Quiz
Als iemand twee dezelfde genen heeft voor een eigenschap dan noemen we die persoon...
A
recessief
B
heterozygoot
C
dominant
D
homozygoot
Slide 9 - Quiz
Iemand met genotype Aa noemen we...
A
heterozygoot dominant
B
heterozygoot recessief
C
heterozygoot
D
intermediair
Slide 10 - Quiz
Als beide ouders drager zijn van een ziekte, dan is de kans dat een nakomeling de ziekte heeft...
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 11 - Quiz
Hoe wordt het genoemd als alleen dieren met bepaalde eigenschappen worden gebruikt om mee te fokken?
A
kunstmatige selectie
B
ongeslachtelijke voortplanting
C
veredeling
Slide 12 - Quiz
Wat is een mutatie?
A
Een tumor
B
Een verandering in het genotype
C
Een verandering in het fenotype
Slide 13 - Quiz
De ontwikkeling van vissen tot amfibieën is een voorbeeld van evolutie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
De ontwikkeling van larve tot lieveheersbeestje is een voorbeeld van evolutie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
In een populatie ontstaan voortdurend andere genotypen door mutatie en geslachtelijke voortplanting
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quiz
Je hebt naaktslakken en huisjesslakken. Welke kunnen het beste fossiliseren?
A
Naaktslakken die na het sterven aan de lucht blootgesteld blijven
B
Naaktslakken die na het sterven worden afgesloten van de lucht door sedimenten
C
Huisjesslakken die na het sterven aan de lucht blootgesteld blijven
D
Huisjesslakken die na het sterven worden afgesloten van de lucht door sedimenten
Slide 17 - Quiz
Haaien zijn gewervelde dieren. In de afbeelding zie je een stamboom die de afstamming van verschillende groepen gewervelde dieren weergeeft volgens de evolutietheorie. welke antwoorden zijn goed?
A
Haaien zijn eerder ontstaan dan beenvissen.
B
Beenvissen zijn meer verwant aan haaien dan
aan amfibieën.
C
A en B kloppen allebei
D
A en B kloppen allebei niet
Slide 18 - Quiz
Volgens de informatie zijn organismen in een tropisch regenwoud in de loop van de tijd aangepast geraakt aan het milieu van het regenwoud. Hebben mutaties daarbij een rol gespeeld? En heeft natuurlijke selectie daarbij een rol gespeeld?
A
Alleen mutaties
B
Alleen natuurlijke selectie
C
Zowel mutatie als natuurlijke selectie
D
Geen van beide
Slide 19 - Quiz
Volgens de evolutietheorie hebben de Aziatische en de Afrikaanse olifant zich ontwikkeld uit ‘oer-olifantachtigen’ die ruim 50 miljoen jaar geleden op aarde leefden. In de afbeelding is deze ontwikkeling weergegeven in een stamboom Welke uitspraken zijn juist? 1 Zowel de Aziatische als de Afrikaanse olifant heeft zich ontwikkeld uit de Moeritherium. 2 De Wolharige mammoet is uitgestorven in het Pleistoceen.