This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Kennis uit 2.1 ophalen
pak je laptop en login op lessonup
Slide 1 - Slide
Leerdoelen deze les:
Je weet wat direct en indirect licht is en kan voorbeelden geven
Je kan natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen opnomen
Je kan schaduw tekenen
Slide 2 - Slide
........... van de zon bereikt de aarde
in de vorm van .......
Energie
straling
electromagnetisch spectrum
licht
Slide 3 - Drag question
Licht vormt maar een klein deel van alle soorten straling van het ..............
Het zichtbare deel van deze straling noem je ......
Energie
straling
licht
electromagnetisch spectrum
Slide 4 - Drag question
Voorbeelden van straling:
Infrarood licht
ultraviolet licht
radio golven
magnetron golven
Slide 5 - Slide
direct, indirect en diffuus licht
Direct licht komt direct vanuit de bron
Indirect licht wordt vanuit de bron eerst weerkaatst (bijvoorbeeld op een witte muur)
Diffuus licht is licht dat gelijkmatig wordt verstrooid en verdeeld (door een lampekap of wolk), waardoor het licht alle kanten op valt en er geen harde schaduwen te zien zijn
Slide 6 - Slide
Het weerkaatsen van licht heet reflectie.
Licht kan diffuus en spiegelend gereflecteerd worden.
Slide 7 - Slide
Natuurlijke lichtbron
Kunstmatige lichtbron
spaarlamp
brandende lucifer
houtvuur
vuurwerk
zon
bliksemflits
Slide 8 - Drag question
Lichtbronnen
Direct licht
Indirect licht
Slide 9 - Slide
Een satelliet is 's nachts zichtbaar als een ster. Welke term hoort bij een satelliet?
A
direct licht
B
indirect licht
C
kernschaduw
D
natuurlijke lichtbron
Slide 10 - Quiz
Licht legt altijd een rechte weg af
juist
onjuist
Slide 11 - Poll
De lichtstralen van een puntvormige lichtbron gaan uit elkaar: ze divergeren.
Slide 12 - Slide
Schaduw
Een plaats waar geen
direct licht komt
Dus wel indirect licht
Slide 13 - Slide
Schaduw tekenen
Teken vanaf de lichtbron
twee lijnen (randstralen)
langs het voorwerp
Slide 14 - Slide
Schaduwsoorten
Kernschaduw
Bij twee of meer lichtbronnen:
de plaats waar geen
direct licht van één van de
lichtbronnen komt
Halfschaduw
Slide 15 - Slide
Hoe heten de rode pijlen?
A
Zichtlijnen
B
Randstralen
C
Kijklijnen
D
Randpijlen
Slide 16 - Quiz
Welke uitspraak over schaduw klopt?
A
gebied buiten de randstralen
B
gebied waar het helemaal donker is
C
gebied waar geen indirect licht komt
D
gebied waar geen direct licht komt
Slide 17 - Quiz
Welke uitspraak over kernschaduw klopt?
A
donkerder dan halfschaduw
B
lichter dan halfschaduw
C
bij twee lichtbronnen de plek waar licht van één bron komt
D
bij drie lichtbronnen, de plek waar geen licht van twee lichtbronnen komt
Slide 18 - Quiz
Zien
Je ziet een voorwerp als er licht van dat voorwerp in je oog valt.
Het voorwerp weerkaatst licht van lichtbronnen naar alle kanten
(divergerend).
Je ziet een lichtbundel alleen als het licht
weerkaatst door stofdeeltjes in de lucht.
Slide 19 - Slide
Hoe kan het dat je een voorwerp ziet?
A
Elk voorwerp geeft licht.
B
Elk voorwerp weerkaatst licht in één richting.
C
Elk voorwerp weerkaatst licht in alle richtingen
D
Er komt licht uit je ogen dat weerkaatst wordt door het voorwerp.
Slide 20 - Quiz
Wanneer zie je een lichtstraal?
A
Altijd
B
Nooit
C
Als er stof in de lucht aanwezig is.
D
Als het licht gekleurd is.
Slide 21 - Quiz
Gezichtsveld
Het gebied dat je kunt zien.
Slide 22 - Slide
Zichtlijnen
Slide 23 - Slide
Klein experiment
Doe één oog dicht.
Doe je twee handen met een kleine opening voor het open oog.
Kijk wat je nu kunt zien van het lokaal zonder je hoofd te bewegen.
Maak de opening steeds groter.
Slide 24 - Slide
Wie heeft er nog vragen over het huiswerk van paragraaf 2.1?
Slide 25 - Slide
Nieuwe lesstof
Bestudeer paragraaf 2.2
schrijf je vragen of wat onduidelijk is op
Slide 26 - Slide
Oefenen met de lesstof
Bestudeer paragraaf 2.2
Maak opgave 14, 15, 16
Leer paragraaf 2.1
Neem je geodriehoek mee volgende les!
Slide 27 - Slide
Ik heb vandaag veel geleerd over licht en schaduw: