This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Spelling
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Afkortingen
Voor afkortingen zijn ook spellingregels.
Er zijn drie standaard regels.
Slide 3 - Slide
Afkortingen
Afkortingen van bedrijven, organisaties en landen: HOOFDLETTERS
IKEA, CDA, RTL, NL
Slide 4 - Slide
Afkortingen
2. Afkortingen waarvan je de woorden altijd voluit uitspreekt: PUNTEN ertussen
s.v.p. - o.a. - z.o.z.
Slide 5 - Slide
Afkortingen
3. Andere afkortingen:
KLEINE letters en ZONDER PUNTEN
havo, pin, bh
Slide 6 - Slide
Afkortingen in samenstelling
Soms zit er een afkorting in een samenstelling. Wat zijn dan de regels?
Slide 7 - Slide
Afkortingen in samenstelling
1. Als je de afkorting letter voor letter uitspreekt:
KOPPELTEKEN
2. Als je de afkorting uitspreekt als 1 woord:
AAN ELKAAR
Slide 8 - Slide
Afkortingen in samenstelling
havoleerling, maar vmbo-leerling
BMW-dealer, pincode
Slide 9 - Slide
Afkortingen in samenstelling
LET OP:
Als het voor de uitspraak noodzakelijk is
of
bij een afkorting met meer hoofdletters:
KOPPELTEKEN
Slide 10 - Slide
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. Jasper heeft een filmpje over junkfood geupload naar YouTube.
_________
Slide 11 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. De apkkeuring van auto's is in Europa wettelijk verplicht.
___________
Slide 12 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. Heb jij een eigen stereoinstallatie op jouw kamer?
_______________
Slide 13 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. Na een flauwe Sbocht moet je rechtsaf naar de sporthal.
_______
Slide 14 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. Jos' oma is sinds gisteren haar 65+kaart kwijt.
________
Slide 15 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. In aardbeien zitten talloze vitamines, zoals vitamine C.
_________
Slide 16 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. Bij de studiebegeleider kun je terecht voor studieadvies.
____________
Slide 17 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. Svens vader kocht op Marktplaats een oud petroleumstel.
_____________
Slide 18 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. Hebben jullie nog ideeen voor het afscheid van Liz?
_______
Slide 19 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. Yvet denkt dat ik haar naaap met mijn nieuwe kapsel.
______
Slide 20 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. De patienten moesten wachten in de sobere wachtkamer.
_________
Slide 21 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. Jasmina's vader ging naar de BMWdealer voor een proefrit.
___________
Slide 22 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. Carmen kreeg een astmaaanval tijdens de gymnastiekles.
____________
Slide 23 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. De mentor heeft de klas geinformeerd over de verschillende keuzevakken.
____________
Slide 24 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. Je kunt meeeters beter niet uitknijpen.
_________
Slide 25 - Open question
Neem het onderstreepte woord over en zet een trema of koppelteken waar dat moet. In veel scholen ligt er linoleum op de vloer.