6.3 samenleven ecologie jaar 2

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.3 Samenleven
1 / 42
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.3 Samenleven

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen vorige les: 
Leerdoelen vandaag
Nieuwe theorie: 6.3 Samenleven
zelf aan de slag

Slide 2 - Slide

Een voedselketen is :
A
rij organismen die elkaar eten
B
aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn.
C
een rij organismen waarin je ziet wie door wie wordt opgegeten

Slide 3 - Quiz

Wat betekent een pijl in een voedselketen?
A
Eet
B
Leeft samen met
C
Wordt gegeten door
D
Jaagt samen met

Slide 4 - Quiz

Je ziet hier een voedselketen.
Is deze voedselketen juist weergegeven?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Wat zijn producenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 6 - Quiz

Wat zijn consumenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 7 - Quiz

Wat zijn reducenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 8 - Quiz

Wat is de volgorde van de kringloop in de natuur.
A
Producenten- Reducenten- Consumenten
B
Producenten- Consumenten- Reducenten
C
Consumenten- Producenten- Reducenten
D
Reducenten= Consumenten- Producenten

Slide 9 - Quiz

Leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen wat een biologisch evenwicht is.
- kan je uitleggen hoe soorten afhankelijk zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting.

Slide 10 - Slide

Inleiding
De populaties in een ecosysteem zijn niet steeds even groot.

Omstandigheden soms gunstig en soms ongunstig.

Slide 11 - Slide

Niveau's van ecologie

Slide 12 - Slide

6.3 Samenleven
De populatiegrootte = aantal organismen in een populatie.

De populatiegrootte hangt af van de invloeden uit de omgeving, dus van biotische en abiotische factoren.

Slide 13 - Slide

6.3 Samenleven
Voldoende voedsel en weinig vijanden (roofdieren) zijn ->
 kunnen konijnen in een bos zich goed voortplanten.
De populatie konijnen wordt dan groter.

Maar de omstandigheden kunnen ook ongunstig zijn, bijvoorbeeld als er weinig te eten is.
Er sterven dan meer individuen dan er geboren worden. Daardoor wordt een populatie kleiner.

Slide 14 - Slide

6.3 Samenwerken
In veel ecosystemen worden de populaties soms groter, dan weer kleiner.

Bij de meeste populaties schommelt de populatiegrootte door de jaren heen rondom een evenwichtswaarde.

Dat noem je een biologisch evenwicht.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

6.3 Samenleven
Elk organisme heeft relaties met soortgenoten.

Konijnen leven samen in een hol en krijgen samen jongen.
Of ze vechten met elkaar om voedsel.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

6.3 Samenleven
Bij concurrentie vechten 2 organismen om hetzelfde.

Bijvoorbeeld om voedsel of een veilige plek om te slapen.
Er is niet genoeg voor twee (of meer) -> ze moeten dan concurreren (vechten, strijden).

winnen
=
hebben

Slide 20 - Slide

6.3 Samenleven
Bij samenwerking werken organismen samen.

Bijvoorbeeld door samen in een hol te leven.
Of door samen jongen te krijgen.

Slide 21 - Slide



De leeuwen jagen samen op een prooi. Ze werken samen zodat ze allemaal voldoende voedsel krijgen.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

6.3 Samenwerken
Dieren die in groepen leven, hebben vaak een rangorde.
Eén dier is dan de baas.

Bij olifanten is dat het oudste vrouwtje in de kudde.
Elke olifant weet zijn plek in de groep.
Daardoor zijn er minder gevechten.

Slide 24 - Slide

6.3 Samenwerken
Territorium.

Een territorium is een gebied waar één dier leeft, of een groep dieren van dezelfde soort. 
Andere soortgenoten mogen er niet in.
Daardoor komen ze elkaar niet tegen en gaan ze ook niet vechten.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Slide

6.3 Samenwerken
Katten zijn dieren met een territorium.

Een kat plast bijvoorbeeld tegen een struik.
De kat laat zo een geurspoor achter.
Daardoor weten andere katten dat dit zijn territorium is.

Slide 28 - Slide

6.3 Samenwerken
Bij veel vogels broedt het vrouwtje de eieren uit. Het mannetje vliegt op en neer om eten te zoeken. De vogels vormen samen een paar om hun jongen groot te brengen.

Bij paarvorming werken een mannetje en een vrouwtje samen om zich voort te planten.
Zwanen, bijvoorbeeld, blijven hun hele leven bij elkaar.

Slide 29 - Slide

Er bestaan ook relaties tussen verschillende soorten.

Op de afbeelding links zie je bijvoorbeeld een korstmos.
 Korstmos =  schimmel en algen (eencellige planten).

Slide 30 - Slide

De alg doet aan fotosynthese.
Zo maakt hij voedsel voor de schimmel.

De schimmel zorgt voor water. Ook maakt hij een beschutte plek voor de alg.

Organisme die samen leven, met beide een voordeel=symbiose.

Slide 31 - Slide

6.3 Samenleven
Parasitisme heeft 1 van de 2 nadeel.

Met nadeel -> de gastheer.
Met voordeel -> een parasiet.

Parasieten kunnen dieren, planten of schimmels zijn.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Slide

VRAGEN??

Slide 36 - Slide

Zelf aan de slag

Alle opdrachten 6.3 





Slide 37 - Slide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen wat een biologisch evenwicht is.
- kan je uitleggen hoe soorten afhankelijk zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting.

Slide 38 - Slide

Leerdoelen
6 Je kunt uitleggen wat een biologisch evenwicht is.
7 Je kunt uitleggen hoe soorten afhankelijk zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting.

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Oefenen
Malmberg maken alle opdrachten van 6.3

Slide 42 - Slide