6.3 Ecologie en duurzaamheid: Samenleven

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.3 Samenleven
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.3 Samenleven

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen?
Herhalen vorige les 
Leerdoelen vandaag
Nieuwe theorie: 6.3 Samenleven
Zelf aan de slag
Herhalen leerdoelen

Slide 2 - Slide

Een voedselketen is :
A
rij organismen die elkaar eten
B
aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn.
C
een rij organismen waarin je ziet wie door wie wordt opgegeten

Slide 3 - Quiz

Wat betekent een pijl in een voedselketen?
A
Eet
B
Leeft samen met
C
Wordt gegeten door
D
Jaagt samen met

Slide 4 - Quiz

Je ziet hier een voedselketen.
Is deze voedselketen juist weergegeven?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Wat zijn producenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 6 - Quiz

Wat zijn consumenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 7 - Quiz

Wat zijn reducenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 8 - Quiz

Wat is de volgorde van de kringloop in de natuur.
A
Producenten- Reducenten- Consumenten
B
Producenten- Consumenten- Reducenten
C
Consumenten- Producenten- Reducenten
D
Reducenten= Consumenten- Producenten

Slide 9 - Quiz

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:

- kan je uitleggen wat een biologisch evenwicht is.
- kan je uitleggen hoe soorten afhankelijk kunnen zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting.

Slide 10 - Slide

even herhalen
De niveaus van de ecologie, van klein naar groot:
1. individu
2. populatie
3. levensgemeenschap
4. ecosysteem

Slide 11 - Slide

6.3 Samenleven
De populatiegrootte is het aantal organismen in een populatie.

De populatiegrootte hangt af van de invloeden uit de omgeving, dus van biotische en abiotische factoren.

Slide 12 - Slide

Als er voldoende voedsel is en er maar weinig vijanden (roofdieren) zijn, kunnen de konijnen in een bos zich goed voortplanten.
De populatie konijnen wordt dan groter.

Maar de omstandigheden kunnen ook ongunstig zijn, bijvoorbeeld als er weinig te eten is. Er sterven dan meer individuen dan er geboren worden. Daardoor wordt een populatie kleiner.

Slide 13 - Slide

In veel ecosystemen worden de populaties soms groter, dan weer kleiner.

Bij de meeste populaties schommelt de populatiegrootte door de jaren heen rondom een evenwichtswaarde.

Dat noem je een biologisch evenwicht.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Elk organisme heeft relaties met soortgenoten.

Konijnen leven samen in een hol en krijgen samen jongen.
Of ze vechten met elkaar om voedsel.
Ook dat is een relatie.

Slide 16 - Slide

Er zijn 2 soorten relaties met organisme:
- concurrentie (of competitie)
- samenwerking

Slide 17 - Slide

Bij concurrentie vechten 2 organismen om hetzelfde. 
Bijvoorbeeld om voedsel of een veilige plek om te slapen
De winnaar krijgt het voedsel, of de slaapplek, of de partner.


Slide 18 - Slide

Bij samenwerking werken organismen samen.

Bijvoorbeeld door samen in een hol te leven.
Of door samen jongen te krijgen.



Slide 19 - Slide

Op de afbeelding links zie je nog een ander voorbeeld van samenwerking.

De leeuwen jagen samen op een prooi. Ze werken samen zodat ze allemaal voldoende voedsel krijgen.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Samenwerken
Dieren die in groepen leven, hebben vaak een rangorde.

Slide 22 - Slide

Er is nog een manier waarop dieren de kans op gevechten verkleinen. Dat is met een territorium.

Een territorium is een gebied waar één dier leeft, of een groep dieren van dezelfde soort. Andere soortgenoten mogen er niet in. De dieren blijven in hun eigen territorium.
Daardoor komen ze elkaar niet tegen en gaan ze ook niet vechten.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Katten zijn dieren met een territorium.

Een kat plast bijvoorbeeld tegen een struik.
De kat laat zo een geurspoor achter.
Daardoor weten andere katten dat dit zijn territorium is.

Slide 25 - Slide

Bij veel vogels broedt het vrouwtje de eieren uit. Het mannetje vliegt op en neer om eten te zoeken. De vogels vormen samen een paar om hun jongen groot te brengen.

Bij paarvorming werken een mannetje en een vrouwtje samen om zich voort te planten.
Zwanen, bijvoorbeeld, blijven hun hele leven bij elkaar.

Slide 26 - Slide

Er bestaan ook relaties tussen verschillende soorten.

Op de afbeelding links zie je bijvoorbeeld een korstmos. Een korstmos bestaat uit een schimmel en algen (eencellige planten).

Slide 27 - Slide

De alg doet aan fotosynthese.
Zo maakt hij voedsel voor de schimmel.

De schimmel zorgt voor water. Ook maakt hij een beschutte plek voor de alg.

Twee organismen van verschillende soorten leven zo langdurig samen.
Deze relatie heet symbiose.

Slide 28 - Slide

6.3 Samenleven
Bij een korstmos hebben beide organismen voordeel van de symbiose. Maar dat is niet altijd zo.

Bij parasitisme heeft een van de twee nadeel.
Het organisme dat nadeel heeft, noem je de gastheer.
Het organisme dat voordeel heeft, is een parasiet.

Parasieten kunnen dieren, planten of schimmels zijn.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

VRAGEN??

Slide 31 - Slide

zelf aan de slag
6.3 Samenleven: lees de tekst en maak de opdrachten:
Maken:
Opdr. 1 t/m 6





Slide 32 - Slide