Herhalen spot, leestekens en hoofdletters, ruimte, straattaal-schrijftaal

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
  • Begin met NUMO in STILTE
Welkom havo 3
timer
1:30
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
timer
10:00
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
  • Oefenboek
  • Begin met NUMO in STILTE
Welkom havo 3
timer
1:30
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Regels les
- Als ik spreek, is het stil
- Steek je hand op als je iets wil vragen
- We luisteren naar elkaar
- We respecteren elkaars leerproces
! Actieve Werkhouding!

Slide 2 - Slide

Periode 2 
Oefenboek
Handboek 
Hst 2 Fictie en werkelijkheid 
A, B, C, D (E,) F 
Taal en Cultuur - Verhalen hst 12
Taalgebruik- hst 14-19 
Verhalen - Plot en andere literaire begrippen hst 8-10 
Hst 5 Vermaken & ontroeren 
A, B, C, D, (E), F
Taal & Cultuur - Humor en spot hst 15
Verhalen en gedichten - Beeldspraak hst 16 
Taalgebruik- hst 14-19 
Werkwoordspelling B
Hoofdletters en leestekens D
Taalverzorging - Werkwoordspelling hst 5 
Taalverzorging -  Hoofdletters en Leestekens - hst 8, 9

Slide 3 - Slide

Vandaag
  • Numo (al gedaan)
  • Herhalen spot
  • Ruimte
  • Straattaal - schrijftaal
  • Leestekens en hoofdletters
  • Tijd over? Lezen leesboek

Slide 4 - Slide

3 vormen van spot:
Kritiek wordt op een grappige manier verpakt door:
  1. Ironie
  2. Sarcasme
  3. Cynisme
Deze vormen van spot zijn moeilijker te begrijpen op papier dan in spraak. 
Hoe zit dit ook alweer?

Slide 5 - Slide

Literaire begrippen ( Hst 2D)
  • Ruimte
  • Zo trailer van een film kijken. 
  • Luister en kijk
  • Bedenk wat er gebeurt met de ruimte.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wat zorgt voor spanning?
timer
1:30

Slide 8 - Slide

  • Leuk huis/hotel?

Slide 9 - Slide

  • Leuk kasteel? 

Slide 10 - Slide

  • Leuk kasteel? 

Slide 11 - Slide

Ruimte bij je leesboek
  • Hoe draagt de ruimte bij aan de beleving van het verhaal? 
  • Heeft het weer invloed? 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Leestekens
  • Punt
    -> aan het einde van een zin.
  • Vraagteken
    -> aan het einde van een vraagzin.
  • Uitroepteken
    -> aan het einde van een uitroep of bevel

Slide 15 - Slide

Wanneer schrijf je een komma?
Als je een pauze hoort:
  • Dat was niet eerlijk, vond de schrijver. 
Tussen de delen van een opsomming:
  • Thuis heb ik twee katten, een goudvis, vijf honden en een paard.
Tussen bijvoeglijk naamwoorden: 
  • Het was een hete, mooie zomer. 
Tussen twee persoonsvormen: 
  • Nu ik weer thuis ben, maak ik goed gebruik van de bank. 
Voor en nadat je iemand aanspreek: 
  • Meneer, zit de stekker wel in het stopcontact? 

Slide 16 - Slide

Apostrof
  • twee oma's
  • opa's stoel
meervoud of bezit:
één oma  >
de stoel van opa  >

weglaten
zijn hond in Amsterdam>

bezitsvorm met s
de presentatie van Thomas
 
verkleinwoorden
de lolly
  •  z'n hond in A'dam
  • Thomas' presentatie
  • het lolly'tje

Slide 17 - Slide

Dubbele punt

Slide 18 - Slide

Aanhalingstekens

Slide 19 - Slide

Oefenen
Open je laptop en log in op LessnUp

Slide 20 - Slide

PAS OP voetgangers
PAS OP, voetgangers
Leg het verschil uit.

Slide 21 - Open question

PAS OP voetgangers
PAS OP, voetgangers
Leg het verschil uit.
Antwoord: 
PAS OP voetgangers > de voetgangers moeten oppassen. 
PAS OP, voetgangers > iedereen moet opletten, want er kunnen voetgangers lopen. 

Slide 22 - Slide

(Leestekens)
De minister zei ........
A
zei: Ik wacht af.
B
zei: "Ik wacht af."
C
zei: "Ik wacht af".

Slide 23 - Quiz

Wanneer gebruik je een punt?
A
Een punt geeft het einde van een zin aan
B
Een punt geeft aan dat je iets wilt vragen
C
Een punt geeft een pauze in de zin aan
D
Een punt staat in het midden van een zin

Slide 24 - Quiz

PUNT 

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 25 - Slide

Waar staat de komma op de goede plek?
A
Ik houd, van chocola, snoep en pizza.
B
Ik houd van chocola, snoep en pizza.
C
Ik houd van chocola, snoep, en pizza.
D
Ik houd van chocola snoep, en pizza

Slide 26 - Quiz

Bij alle voegwoorden plaats je een komma voor het voegwoord.
Behalve bij het voegwoord .......
A
maar
B
en
C
of
D
want

Slide 27 - Quiz

In welke 2 zinnen staan de leestekens goed?
A
Wil je mij helpen met deze som?
B
Houd nou eens op.
C
Geef die pen terug!
D
Kijk jij ook wel eens televisie.

Slide 28 - Quiz

In welke zin moet je een dubbele punt gebruiken?
A
In mijn tas zit een bal en een schepje.
B
Ik ga op vakantie naar Frankrijk.
C
Ik neem mee op vakantie een zonnebril, een hoed, zonnebrand, een boek.
D
Ik neem op vakantie een hoed mee.

Slide 29 - Quiz

HOOFDLETTERS

Waarom?


1) Hoofdletters maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


2) De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 30 - Slide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 31 - Slide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Uitzondering: Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 32 - Slide

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 33 - Quiz

Hoofdletter bij namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Sophie Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 34 - Slide

Wat is goed geschreven?
A
Pommelien thijs
B
pommelien thijs
C
Pommelien Thijs
D
pommelien Thijs

Slide 35 - Quiz

Hoofdletter bij namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend van de regel, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 36 - Slide

Wat is goed geschreven?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max
D
Maxi Peps

Slide 37 - Quiz

Hoofdletter bij aardrijkskundige namen
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Brussel
  • Amerika
  • Gerhagenstraat
  • de Himalaya

Slide 38 - Slide

Wat is goed geschreven?
A
het eiland mallorca
B
het Eiland Mallorca
C
Het Eiland Mallorca
D
het eiland Mallorca

Slide 39 - Quiz

Hoofdletter bij historische gebeurtenissen en feestdagen
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Tweede Wereldoorlog
  • Vaderdag
  • Kerstmis
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter: vaderdagontbijt

Slide 40 - Slide

Met of zonder hoofdletter?
A
kerstvakantie
B
Kerstvakantie
C

Slide 41 - Quiz

Geen hoofdletter
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 42 - Slide

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 43 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 44 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
kerstmis
B
december
C
kerstviering
D
kerstboom

Slide 45 - Quiz

Slide 46 - Video

Tekst Nardo RS - Straattaal - Vertaal naar Spreektaal (ABN)- Andere woorden voor scheldwoorden!
Praat geld, anders geen gesprek
Drerrie op geldautomat gesprengt
Fuck Polizei, (llah yn3al 9ahba d'yemek -- mag eruit ;))
Zoek naar dough in een Nardo RS

Slide 47 - Slide

Vandaag
  • Numo (al gedaan)
  • Herhalen spot
  • Schrijfopdracht
  • Ruimte
  • Leestekens en hoofdletters
  • Tijd over? Lezen leesboek

Slide 48 - Slide

Wat is het belangrijkste wat je vandaag hebt geleerd?

Slide 49 - Open question