Th7 B2 PW

Thema 7   Voortplanting planten en dieren
B2   Bestuiving
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 54
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Thema 7   Voortplanting planten en dieren
B2   Bestuiving
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je kunt beschrijven wat bestuiving is
Begrippen: bestuiving
Nakijken: Magister 
ELO gedeelde documenten NZ kies thema
Je kunt de kenmerken noemen van 
insectenbloemen en van windbloemen
Begrippen: insectenbloemen, windbloemen

Slide 2 - Slide

Na het leren, controleren, wat weet je al? 
Wat is nog lastig? Wat ga je daaraan doen?
1. Gebruik de leertips voor NZ (in je schrift geplakt, in magister)
2. Gebruik de leerdoelen: Leg uit
3. Leerwerkboek: Afbeeldingen met namen van onderdelen leren
4. Herhaal het maken van de opdrachten (online)
5. Magister-Leermiddelen: Flitskaarten
6. Magister-Leermiddelen: Test jezelf van elke basisstof
7. Magister-Leermiddelen: Oefentoets (diagnostische toets) ... voor PW
8. LessonUP: oefenvragen maken
9. Gebruik biologiepagina.nl (Let op: Daar is meer info, die extra's niet leren)

Slide 3 - Slide

Nog meer info en/of oefenen

Slide 4 - Slide

Practica
-  Basisstof 1: Practica 1: De bloemen van een witte dovenetel
    blz. 178 en 179
-  Basisstof 1: Practica 2: Een bloem van ......
    Blz. 180 en 181
- Basisstof 2: Practica 4: Stuifmeelkorrels
   Blz 183
- Basisstof B4: Practica 6: Tomaat (Schematisch!) of nr 7/8

Slide 5 - Slide

Nectar
Veel bloemen vormen nectar.

Het is een zoet sap dat insecten aantrekt.

Bijen verzamelen nectar en maken er honing van
Nectar is voedsel voor de larven (jongen) van bijen.
Honing kun je eten en het wordt verwerkt in allerlei producten: Thee, drop, jam, mosterd ....

Slide 6 - Slide

Insectenbloemen

  • Meestal grote en opvallend 
     gekleurde kroonbladeren
  • Geven een geur af
  • Bloem heeft nectar

     Insecten komen daar op af.

Een insectenbloem heeft een honingklier. 
Daar wordt nectar gemaakt. 
De hommel krijgt stuifmeel op zijn lichaam. 
Dit 'neemt hij mee' naar een andere plant.

Slide 7 - Slide

Insectenbloemen

De nectar zit onderin de bloem.   
Een bij of hommel raakt de meeldraden en de stampers aan bij het zoeken naar nectar.

Het stuifmeel komt op zijn lichaam kleven.

- Als hij bij een volgende bloem naar nectar
  zoekt, komt dat stuifmeel op de stempel
  van die bloem.
Het stuifmeel is ruw en kleverig
Het plakt vast aan de rug van het insect.
Zo kan een insect 10-tallen bloemen bestuiven. 

Slide 8 - Slide

Bestuiving door insecten
Veel insecten hebben een voorkeur voor een bepaalde plant.

Bijen bestuiven bijvoorbeeld appel- en kersenbomen, aardbeien, augurk, courgette.

De akkerhommel bestuift vooral de witte dovenetel.

Slide 9 - Slide

Windbloemen
Grassen en bomen hebben bloemen die niet mooi gekleurd zijn. De kelkbladen en de kroonbladen zijn onopvallend groen. De bloemen worden door de wind bestoven.  
De wind blaast het stuifmeel weg. Dat stuifmeel kan dan toevallig op de stempel van een bloem van dezelfde plantensoort komen. De kans is klein daarom is het handig de windbloemen veel stuifmeel maken (in verhouding meer dan insectenboelen).


Stuifmeelkorrels worden ook wel pollen genoemd. 

Sommige mensen zijn voor pollen allergisch, zij krijgen een loopneus, verstopte neus of tranende ogen van het stuifmeel dat in de lucht aanwezig is.
Helmdraad met lange helmknoppen met heel veel stuifmeel.
Ze hangen buiten de bloem.
De wind kan het lichte, gladde stuifmeel makkelijk 'meenemen'.
stempel

Slide 10 - Slide

In de afbeelding is een doorgesneden van een paprika getekend.

Is de volgende bewering juist of onjuist?

Bij de vorming van deze paprika is slechts één vruchtbeginsel betrokken geweest.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Een klaproos is prachtig rood. Maar de bijen zien dat niet, hun ogen zijn niet gevoelig voor rood licht.

Hoe zouden ze de klaproos en haar nectar dan toch vinden?

Slide 12 - Open question

De tekening in de afbeelding stelt een orgaan van een bloem voor.

In welk deel vindt bevruchting plaats?
A
In deel 1.
B
In deel 2.
C
In deel 3.
D
In deel 4.

Slide 13 - Quiz

De nectar zit vaak onder in de bloem.

Wat maken de bijen uit nectar?

Slide 14 - Open question

Bijen worden veel gebruikt bij de bloembestuiving. Veel bijen zijn bloemvast, dat wil zeggen dat ze steeds bloemen van één bepaalde soort bezoeken. Om de nectar te vinden gebruiken bijen herkenningstekens die te zien zijn onder een ultravioletlamp.

Leg uit dat het gunstig is voor planten dat bijen bloemvast zijn.

Slide 15 - Open question

Bijen planten zich op een bijzondere manier voort. De bijenkoningin is de enige bij in de kolonie die eitjes legt. Zij heeft 32 chromosomen in de kernen van haar lichaamscellen. De bijenkoningin legt eitjes, waarvan een deel bevrucht wordt en een deel niet. De niet-bevruchte eitjes ontwikkelen zich vervolgens tot darren (mannetjesbijen).

Hoeveel chromosomen zitten er in de celkern van een lichaamscel van een dar?

Slide 16 - Open question

Bekijk de afbeelding.

Wat zie je in deze afbeelding?
A
Alleen vruchten.
B
Allen zaden.
C
Vruchten en zaden.

Slide 17 - Quiz

Bekijk de afbeelding, je ziet hier een bloem.

Wat is de functie van onderdeel 3?

Slide 18 - Open question

Drie gebeurtenissen in het leven van een bloem kunnen zijn:

1: De top van een stuifmeelbuis barst open.
2: Er vindt bestuiving plaats.
3: Er groeit een stuifmeelbuis uit een stuifmeelkorrel.


Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?

A
1 – 2 – 3.
B
1 – 2 – 3.
C
2 – 3 – 1.
D
3 – 1 – 2.

Slide 19 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Dit is een plant met twee bloemen schematisch getekend. De pijlen geven manieren aan waarop bestuiving kan plaatsvinden.

Is er bij pijl 1 sprake van zelfbestuiving of van kruisbestuiving? En bij pijl 2?
A
Bij beide pijlen is er sprake van zelfbestuiving.
B
Bij pijl 1 is er sprake van zelfbestuiving, bij pijl 2 van kruisbestuiving.
C
Bij pijl 1 is er sprake van zelfbestuiving, bij pijl 2 van kruisbestuiving.
D
Bij beide pijlen is er sprake van kruisbestuiving.

Slide 20 - Quiz

Is de volgende bewering juist of onjuist?

Kikkers planten zich geslachtelijk voort.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

In de afbeelding is een bloem van een witte dovenetel getekend.

Is de volgende bewering juist of onjuist?

Op plaats 3 kan bevruchting plaatsvinden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

In welke delen van bloemen komen zaadbeginsels voor?
A
Alleen in de helmdraden.
B
Alleen in de helmhokjes.
C
Alleen in de vruchtbeginsels.
D
Alleen in de meeldraden en in de stampers.

Slide 23 - Quiz

Bekijk de afbeelding, je ziet hier een bloem.

Hoe heten de delen die met nummers zijn aangegeven?

Slide 24 - Open question

Is de volgende bewering juist of onjuist?

Insectenbloemen maken minder stuifmeelkorrels dan windbloemen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Je ziet hier een tak van een naaldboom getekend. Aan de tak hangt een kegel met zaden. Daarnaast zijn enkele zaden vergroot weergegeven.

Hoe worden de zaden van deze naaldboom verspreid?
A
Door de plant zelf.
B
Door de wind.
C
Door dieren.

Slide 26 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Je ziet hier een kers.

Hoeveel vruchtbeginsels waren er nodig voor deze kers? En hoeveel zaadbeginsels waren er nodig?
A
Eén vruchtbeginsel en één zaadbeginsel.
B
Eén vruchtbeginsel en meerdere zaadbeginsels.
C
Meerdere vruchtbeginsels en één zaadbeginsel.
D
Meerdere vruchtbeginsels en meerdere zaadbeginsels.

Slide 27 - Quiz

Hoe worden de zaden van de kikkererwtplant verspreid?

Slide 28 - Open question

Bekijk de afbeelding. Je ziet hier plant.

Wat geeft P aan?
A
Een stek.
B
Een uitloper.
C
Een wortel.
D
Een wortelstok.

Slide 29 - Quiz

In de afbeelding is zie je een paardenbloem.

Is de volgende bewering juist of onjuist?

Deze paardenbloem wordt bestoven door insecten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Je ziet hier een tekening van het eekhoorn die een beukennoot eet.

Leg uit welk voordeel de beuk van de eekhoorn heeft.

Slide 31 - Open question

In de afbeelding is een bloem van een witte dovenetel getekend.

Is de volgende bewering juist of onjuist?

Op de plaatsen 1 en 2 kunnen zich stuifmeelkorrels bevinden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Je ziet een vrucht van de gele morgenster getekend.

Hoe worden de zaden van deze plant verspreid? Leg je antwoord uit.

Slide 33 - Open question

Bekijk en lees de afbeelding.

In een peul van de plant zitten erwten.

Uit welk deel van een bloem is een peul gegroeid?


Slide 34 - Open question

In de afbeelding is een plant getekend.

Is de volgende bewering juist of onjuist?

De plant in deze afbeelding heeft windbloemen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

Is de volgende bewering juist of onjuist?

Een stamper is een voortplantingsorgaan van een bloem.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

Bij welke bloemen zijn de kroonbladeren meestal groen?
A
Alleen bij insectenbloemen.
B
Alleen bij windbloemen.
C
Zowel bij insectenbloemen als windbloemen.
D
Bij geen van beide.

Slide 37 - Quiz

Bekijk en lees de afbeelding.

Uit een bepaalde bloem ontwikkelt zich een peul met drie kikkererwten.

Hoeveel stuifmeelkorrels zijn er ten minste in de bloem terechtgekomen om deze peul te kunnen vormen?

Slide 38 - Open question

In de afbeelding is een bloem getekend.

Wat is de functie van deel P?
A
Het vormen van eicellen.
B
Het vormen van eicellen.
C
Het vormen van eicellen.
D
Het vormen van eicellen.

Slide 39 - Quiz

Marietje loopt door een bos. Daar ziet ze plant met bloemen die ze erg mooi vindt. Ze snijdt een tak van de plant af. Thuis zet ze deze tak in een glas water. Ze wil dat de tak wortels gaat vormen, zodat ze de plant in haar eigen tuin kan zetten.

Hoe heet de techniek die Marietje toepast?

A
Celdeling
B
Meiose
C
Stekken
D
Weefselkweek

Slide 40 - Quiz

In de afbeelding is een doorgesneden van een paprika getekend.

Is de volgende bewering juist of onjuist?

Bij de vorming van deze paprika is slechts één stuifmeelkorrel betrokken geweest.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quiz

In de afbeelding is een bloem van een witte dovenetel getekend.

Is de volgende bewering juist of onjuist?

In deze afbeelding geeft het cijfer 1 een mannelijk voortplantingsorgaan aan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quiz

Is de volgende bewering juist of onjuist?

Insectenbloemen geuren veel sterker dan windbloemen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quiz

De pannenkoekenplant is een populaire kamerplant. Als de plant volwassen is, dan maakt hij zogenaamde babyplantjes. Dit zijn kleinere plantjes die onder de grond verbonden zijn aan de moederplant. Als je het babyplantje losmaakt van de moederplant en in een eigen pot zet, dan groeit hij uit tot een volwassen pannenkoekenplant.

Dit is een voorbeeld van ongeslachtelijke voortplanting.
Hoeveel procent van de erfelijke informatie van het babyplantje is gelijk aan de erfelijke informatie van de moederplant?

A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 44 - Quiz

De nectar zit vaak onder in de bloem.

Leg uit dat dit voor de plant nuttig is.

Slide 45 - Open question

Bekijk de afbeelding.

Iemand onderzoekt een meloen (zie de afbeelding). Hij haalt alle zaden eruit. Dat blijken er 420 te zijn.

Hoeveel zaadbeginsels zaten er minstens in het vruchtbeginsel van deze meloen?

Slide 46 - Open question

Is de volgende bewering juist of onjuist?

De stijl is een onderdeel van de stamper.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 47 - Quiz

Bekijk en lees de afbeelding.

Worden de bloemen van de kikkererwtenplant bestoven door de wind of door insecten?
Noem twee kenmerken van de bloem waaraan dit kan worden afgeleid. Gebruik daarbij de informatie uit de afbeelding.

Slide 48 - Open question

Is de volgende bewering juist of onjuist?

Uit een vruchtbeginsel ontstaat een vrucht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 49 - Quiz

In de afbeelding is een bloem getekend.

Welk deel van de bloem is opvallend gekleurd?
A
Alleen deel P.
B
Alleen deel Q.
C
Zowel deel P als deel Q.
D
Geen van beide.

Slide 50 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Je ziet hier twee manieren van voortplanting bij verschillende planten getekend.

Welke van deze tekeningen geeft een manier van ongeslachtelijke voortplanting weer?
A
Alleen tekening 1.
B
Alleen tekening 2.
C
Zowel tekening 1 als tekening 2.
D
Geen van beide tekeningen.

Slide 51 - Quiz

Slide 52 - Video

Slide 53 - Video

Heerlijke bijen-kots
Bijen hebben ‘wasklieren’. Deze maken was. Met hun bek bouwen ze van die was 6-hoekige kamers, allemaal even groot! Eén kamer is het grootst, daar woont de koningin. Zij legt wel 2000 eitjes per dag. Hieruit komen de werkbijen. Ze maken schoon, verzorgen de koningin en vliegen samen rond op zoek naar nectar in de beste bloemen. Ze gebruiken bij het zoeken hun antennes. Ze gaan terug naar de honingraat en ‘vertellen’ waar de nectar te vinden is.
De bijen werken allemaal samen, ze halen de nectar. Eerst zuigt een werkbij de nectar uit de plant. Dan spuugt hij het in de bek van een andere werkbij. Die slikt het in en kotst het uit in een raat (in een 6 hoekig kamertje). Het is honing geworden. De bij eet er een heel klein beetje van want hij heeft energie nodig om te vliegen en zijn lichaam op de juiste temperatuur te houden. Een imker haalt de honing uit de raat door deze in een apparaat rond te draaien waardoor de honing eruit loopt. Honing is dus eigenlijk bijen-kots......

Slide 54 - Slide