Bijeenkomst 4 - professionele taalvaardigheid 1 - spelling & interpunctie

Professionele taalvaardigheid
Bijeenkomst 4 - spelling en interpunctie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
TaalHBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Professionele taalvaardigheid
Bijeenkomst 4 - spelling en interpunctie

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Taalkundig ontleden - herhaling
  • Spelling en interpunctie
  • Oefentoets + vragen stellen

Slide 2 - Slide

Taalkundig ontleden
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord (zelfstandig, hulpwerkwoord, koppelwerkwoord)
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Voorzetsel
Bijwoord

Slide 3 - Slide

1. Hij                 een ongeluk              .

2. De zon                vandaag heerlijk in Barcelona.

3. Ik           hem dat vorige week                                         .

4. Hij         later toch chauffeur                       .
                      
hulpwerkwoord
koppelwerkwoord
zelfstandig
werkwoord
heeft 
gehad
schijnt
zou
gegeven
hebben
geworden
is

Slide 4 - Drag question

Bijwoord
Een bijwoord kan van alles aangeven:
  • Tijd: gisteren, morgen, straks, vroeger, tegenwoordig.
  • Plaats: er, daar, hier, ergens, nergens, overal
  • (on)zekerheid: ongetwijfeld, vast, misschien, wel, waarschijnlijk.
  • Ontkenning: niet, nooit, nimmer, geenzins
→ Ook de volgende vraagwoorden zijn bijwoorden: hoe, waar, waardoor, wanneer, waarom)

Slide 5 - Slide

Bijwoord
Een bijwoord kan iets vertellen over:
  • Een hele zin
  • Een werkwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord
  • Een ander bijwoord

Slide 6 - Slide

Verschil bijvoeglijk naamwoord en bijwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord, een bijwoord niet.
Bijvoeglijk naamwoord:
  •  Kruistocht in spijkerbroek is een prachtig(bn) boek(zn).
Bijwoord:
  •   Joëlle kan prachtig(bw) zingen (ww).

Slide 7 - Slide

Hopelijk zal de medewerker van de kantine ook de vuile gordijnen
wassen. Vuile =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 8 - Quiz

Laatst zag ik een heel erg mooie documentaire over het Afrikaanse
continent. Heel =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 9 - Quiz

Laatst zag ik een heel erg mooie documentaire over het Afrikaanse
continent. Erg =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 10 - Quiz

Laatst zag ik een heel erg mooie documentaire over het Afrikaanse
continent. Heel =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 11 - Quiz

De burgemeester moest hard lopen naar de dichtstbijzijnde bushalte. Hard =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 12 - Quiz

De burgemeester moest hard lopen naar de dichtstbijzijnde bushalte. Dichtstbijzijnde =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 13 - Quiz

Wanneer kijkt u die ontzettend lastige toets over magnetisme voor ons na? Wanneer =
A
voorzetsel
B
bijwoord

Slide 14 - Quiz

Wanneer kijkt u die ontzettend lastige toets over magnetisme voor ons na? Over =
A
voorzetsel
B
bijwoord

Slide 15 - Quiz

Ondanks het slechte weer kwam de boot toch omstreeks 3 uur hier aan. Omstreeks =
A
voorzetsel
B
bijwoord

Slide 16 - Quiz

Ondanks het slechte weer kwam de boot toch omstreeks 3 uur hier aan. Hier =
A
voorzetsel
B
bijwoord

Slide 17 - Quiz

Ondanks het slechte weer kwam de boot toch omstreeks 3 uur hier aan. Aan =
A
voorzetsel
B
bijwoord

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Spelling en interpunctie

Slide 21 - Slide

Oefentoets

Slide 22 - Slide

De toets
  • 9 november.
  • Neem je collegekaart + identiteitsbewijs/ paspoort mee.
  • Vragen? 

Slide 23 - Slide