Geschiedenis

Doel 
Voorbereiden voor de toets!
Door quizvragen te beantwoorden bereiden we ons voor op de toets.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Doel 
Voorbereiden voor de toets!
Door quizvragen te beantwoorden bereiden we ons voor op de toets.

Slide 1 - Slide

Rekenen
I
Wegen met kilogram en gram.

Slide 2 - Slide

Wat is de leerstof van thema 2?
Les 1: Raadsel in Dorestadt
Les 2: Rijk is gevaarlijk
Les 3: Een echte stad 
Les 4: Steden en gildes 

Slide 3 - Slide

Wat waren populaire handelsplekken?
A
Bij kloosters
B
Bij rivieren
C
Op kruispunten van wegen
D
A, B en C zijn goed

Slide 4 - Quiz

Waar kwamen veel dorpen voor?

A
Bij oversteekplaatsen
B
bij open plekken in het bos
C
Bij handelsplaatsen
D
Er waren nog geen dorpen

Slide 5 - Quiz

Noem twee steden die ontstaan zijn uit een handelsplaats
A
Leiden en Gouda
B
Deventer en Utrecht
C
Tilburg en Breda
D
Amsterdam en Rotterdam

Slide 6 - Quiz

Wie handelden in Dorestad?
Meerdere antwoorden zijn mogelijk!
A
De Friezen
B
De Saksen
C
De Romeinen
D
De Franken

Slide 7 - Quiz

Hoe werden rondtrekkende verkopers genoemd?
A
Monniken
B
Koopmannen
C
Handwerkslieden
D
Priesters

Slide 8 - Quiz

Welke dorpen werden vaak aangevallen door Noormannen?
A
Ze vielen niet in dorpen aan
B
Dorpen bij een kasteel
C
Dorpen langs rivieren
D
Dorpen langs wegen

Slide 9 - Quiz

Wat zijn standsrechten?
Meerdere antwoorden zijn mogelijk!
A
Het recht om een ander te beroven
B
Het recht om een eigen munt te slaan
C
Het recht om een eigen heer te kiezen
D
Het recht om een markt te mogen organiseren

Slide 10 - Quiz

Wie bepaalde of een stad stadsrechten kreeg?
A
De gildes van de stad
B
De plunderaars van de stad
C
De heer van de stad
D
De handelaren van de stad

Slide 11 - Quiz

Wie bestuurde de stad?
A
De Schepenbank
B
Het gilde
C
Iedereen in de stad
D
De stadsraad

Slide 12 - Quiz

Door wie werd het stadsbestuur gekozen?
A
De gildes
B
De schout
C
De koopmannen
D
De meesters

Slide 13 - Quiz

Welke voorbeelden van een gilde zijn goed?
A
Een bakkersgilde
B
Een Schoenmakersgilde
C
Een slagersgilde
D
A, B en C is goed

Slide 14 - Quiz

Wat betekend gezel?
A
Dat je gezellig was
B
Vanaf dat moment kreeg je als leerling loon
C
Dan werd je ontslagen
D
Dan mocht je niet werken

Slide 15 - Quiz

Wat is een meesterproef?
A
Een werkstuk, waarmee een leerling zich moest bewijzen
B
Een werkstuk waarmee de meester zich moest bewijzen
C
Een mooi schilderij
D
Straf als je een misdaad had gepleegd

Slide 16 - Quiz

Hebben de quiz vragen geholpen met voorbereiden voor de toets?
A
Ja!
B
Ja, maar ik moet nog veel leren
C
Ik weet het niet
D
Nee, ik had alles fout.

Slide 17 - Quiz