9.4 Ziek

Huiswerk
Lezen: 9.6
Maken: Opdrachten van 9.6  + nakijken
( zie studiewijzer)
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Huiswerk
Lezen: 9.6
Maken: Opdrachten van 9.6  + nakijken
( zie studiewijzer)

Slide 1 - Slide

Programma
1. Hoe word je ziek?
2. Hoe herkent je lichaam een ziekteverwekker?
3. Bestrijden van ziekteverwekkers door je lichaam. 
4. Vaccinatie - immunisatie
5. Orgaantransplantatie
6. Maak de opdrachten uit deze lesson up

Slide 2 - Slide

Hoe word je ziek?
MICRO-ORGANISMEN:
Bacteriën - kunnen giftige stoffen afgeven en ontstekingen veroorzaken (bv longontsteking, ontstoken wondje)
Schimmels - kunnen ook giftige stoffen afgeven
Virussen - dringen cellen binnen. 
Daar vermeerderen ze zichzelf -> 
Cel vol met virus gaat stuk -> griep, Corona
Doel: je kunt uitleggen waardoor je ziek wordt. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Besmetting
  • Door de lucht, aanraking of via een wondje
  • Incubatietijd: wel besmet, nog geen symptomen. 

Slide 5 - Slide

Hoe herkent je lichaam ziekteverwekkers?
Alle cellen hebben eiwitten op het celmembraan = antigenen

Je lichaam herkent welke van jou zijn (lichaamseigen) en welke dus niet (lichaamsvreemd). 

Slide 6 - Slide

Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers? Type 1
Twee soorten witte bloedcellen:
Type 1 - neemt bacterien op en verteert ze (ook wel vreetcellen genoemd) -> afb. hiernaast 


Doel: je kunt uitleggen hoe je lichaam ziekteverwekkers kan bestrijden.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Hoe bestrijden witte bloedcellen ziekteverwekkers? Type 2
  1. Er komen ziekteverwekkers in je lichaam.
  2. Witte bloedcel type 2 maakt een antistof (blauw) die precies past bij de antigenen (rood) van de ziekteverwekker.
  3. Deze witte bloedcellen type 2 gaan zich snel delen en samen heel veel antistof maken.
  4. De antistof koppelt aan de antigenen van de ziekteverwekker en schakelt hem uit.
  5. Witte bloedcel type 1 vreet de uitgeschakelde ziekteverwekker op.

Slide 9 - Slide

Zoveel soorten antigenen en antistoffen
Ieder soort bacterie of ziekteverwekker heeft een uniek type antigeen (herkenningseiwit).

Dat betekent dat voor ieder type antigeen een apart soort antistof gemaakt moet worden.

(sleutel-slot principe)

Slide 10 - Slide

Hepatitis B is een leverontsteking die ontstaat door een infectie met een virus. De ziekte wordt vooral overgedragen via bloed en door seksueel contact. Door bloedonderzoek kan vastgesteld worden of iemand besmet is met het hepatitis B virus. Bij dit onderzoek kunnen zowel antigenen van het virus als antistoffen ertegen in het bloed aangetoond worden. Uit zo’n bloedonderzoek blijkt dat iemand is besmet met het hepatitis B virus. Enkele weken later wordt zijn bloed weer onderzocht. Uit dit tweede onderzoek blijkt dat het virus niet meer in het bloed aanwezig is.

Welke stoffen zijn bij het tweede onderzoek in het bloed aangetroffen?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

 Na de besmetting wordt elke dag het aantal ziekteverwekkers in het bloed van de vissen bepaald. De resultaten worden weergegeven in een diagram.
Tijdens het onderzoek wordt ook de hoeveelheid antistof tegen de ziekteverwekker in het bloed van de vissen bepaald.

Is die hoeveelheid antistof in het bloed van de tiendoorns op dag 8 groter dan., kleiner dan of gelijk aan de hoeveelheid op dag 3?
Er wordt een onderzoek gedaan naar de afweer tegen ziekteverwekkers bij de tiendoornstekelbaars. Een aantal tiendoorns wordt besmet met een bepaalde ziekteverwekker. 

Slide 13 - Slide

Orgaantransplantatie
Doel: je kunt uitleggen wat er bij een transplantatie gebeurd. 

Slide 14 - Slide

Wanneer schakel je de afweer uit? 
Chronische ziekte: Ziekte die nooit meer over gaat
bv astma, suikerziekte, nierziekten
Orgaan steeds slechter werken? -> orgaantransplantatie
= orgaan van iemand anders. 
Donor = de 'weggever' 

Slide 15 - Slide

Orgaanafstoting 
Afweer: 
op cellen donororgaan zitten lichaamsvreemde antigenen -> ontvanger (witte bl.c) maakt antistoffen tegen antigenen -> cellen donororgaan vernietigd = orgaanafstoting

Slide 16 - Slide

Afweerremmers: voorkomen dat witte bloedcellen minder/geen antistoffen maken tegen donororgaan.
Kans op afstoting kleiner als antigenen (eiwitten op cellen) van donor en ontvanger op elkaar lijken.

Donorregister
formulier waarop je aangeeft of je na je dood een orgaan wilt afstaan. 

Slide 17 - Slide

Wat doen we volgende week:

Woensdag: filmpje
Donderdag: uitleg over 9.6 bloedgroepen en oefenvragen maken ter voorbereiding op de toets.
Wat ga je nu doen:

Maak de oefenvragen van deze lessen up (zie link in teams) en stel vragen over dingen die je niet snapt.



Slide 18 - Slide


Er dringt een kinkhoest bacterie je lichaam binnen. Jouw cellen hebben dezelfde antigenen (herkenningseiwitten) als de lichaamscellen in bron 5.

Welke vorm van antigenen zullen de bacteriën NIET hebben?
A
B
C

Slide 19 - Quiz

Wie kunnen de regeling van de celkern overnemen, vermeerderen en vervolgens de cel kapotmaken?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Virussen
D
Alledrie

Slide 20 - Quiz

Sleep de juiste antwoorden naar de zinnen links. Er is steeds maar eentje goed.
Je krijgt longontsteking door een..
Deze ziekteverwekker maakt..
Hij vermeert zich in je lichaam door.....
bacterie
virus
celdeling
vermeerderen in lichaamscellen
giftige stoffen
cellen kapot

Slide 21 - Drag question

Je raakt besmet met pneumokokken, een bacterie waar je longontsteking van krijgt. Welke antistof is dan het meest geschikt?
A
B
C
D

Slide 22 - Quiz


Voor het functioneren van het afweersysteem is het belangrijk dat witte bloedcellen ziekteverwekkers kunnen herkennen.
Waaraan herkennen witte bloedcellen ziekteverwekkers?
A
aan antigenen
B
aan antistoffen
C
aan antigenen en antistoffen

Slide 23 - Quiz


Twee mensen raken besmet met het waterpokken virus. De één heeft als kind al waterpokken gehad, de ander nog nooit.
Welke lijn hoort bij de persoon die nog nooit waterpokken heeft gehad?
A
lijn A
B
lijn B

Slide 24 - Quiz

Je wordt ingespoten met een verzwakt virus. Dit is een .......
A
actieve kunstmatige immunisatie
B
actieve natuurlijke immunisatie
C
passieve kunstmatige immunisatie
D
passieve natuurlijke immunisatie

Slide 25 - Quiz

Wat is het voordeel van actieve immunisatie ten opzichte van passieve immunisatie?
A
Bij actieve immunisatie ontstaan geheugencellen
B
Bij passieve immunisatie ontstaan geheugencellen
C
Bij actieve immunisatie heb je minder bijwerkingen.
D
Bij actieve immunisatie hoeft het lichaam niet zelf antistoffen te maken.

Slide 26 - Quiz

Wat is een donor?
A
Iemand die een orgaan wil kopen.
B
Iemand die een orgaan moet hebben.
C
Iemand die geld doneert aan het donorregister.
D
Iemand die een orgaan wil afstaan.

Slide 27 - Quiz

Hoe heet de huidlaag waarin zich zweet-en talgkliertjes, spiertjes, bloedvaten en zintuigen bevinden?
A
Opperhuid
B
Lederhuid
C
Onderhuidsbindweefsel
D
Kiemlaag

Slide 28 - Quiz

Welk bloedbestanddeel speelt een belangrijke rol bij bloedstolling?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 29 - Quiz

Hoe heet de stof in een sigaret die ervoor zorgt dat je conditie achteruit gaat?
A
Koolstofmonoxide
B
Teer
C
Nicotine
D
Glycerine

Slide 30 - Quiz

Maak de opdracht op biologiepagina.

https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Immuniteit/immuniteit.htm

Slide 31 - Slide

Maak nu de opdrachten van 9.6
Over bloedtransfusies en bloedgroepen.

Slide 32 - Slide