Voorbereiden toets lezen en woordenschat H5 + H6

Deze les
Voorbereiden op de toets van volgende week: lezen en woordenschat H5 + H6

Op Magister staat wie de toets op dinsdag heeft en wie de toets op woensdag heeft.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Deze les
Voorbereiden op de toets van volgende week: lezen en woordenschat H5 + H6

Op Magister staat wie de toets op dinsdag heeft en wie de toets op woensdag heeft.

Slide 1 - Slide

Woordenschat H5 + H6
Je leert de groene tekstjes uit je boek én de woordenlijsten. De woordenlijsten vind je terug in Teams.

Slide 2 - Slide

Welke woordraadstrategieën ken je?

Slide 3 - Mind map

Bekend woorddeel - H5
Kijk of je een deel van het woord wel kent.

* Samenstelling: twee woorden die samen een nieuw woord vormen.
            dieren + arts = dierenarts
   Je weet wat dieren zijn en wat een arts is. Door deze twee samen te nemen weet je wat een dierenarts is.

Slide 4 - Slide

Bekend woorddeel - H5
Kijk of je een deel van het woord wel kent.

* Voorvoegsel: on-, mis-, her-, wan-, etc.
* Achtervoegsels: -vol, -loos, -lijks, etc.

Door te leren wat de voegsels betekenen, ken je ineens veel meer woorden.

Slide 5 - Slide

H5: Wat betekent 'z’n krediet verspelen'.
A
Iemand bedriegen; iemand iets wijsmaken.
B
al je geld opmaken
C
het vertrouwen dat je kreeg, kwijtraken
D
Het is zeer onzeker hoe de zaak zal aflopen.

Slide 6 - Quiz

H5: Wat betekent het spreekwoord 'Het is een dubbeltje op zijn kant'?
A
Het maakt niet uit hoe je aan je geld komt, als je het maar hebt.
B
Meteen weer uitgeven wat je verdient
C
Veel geld uitgeven
D
Het is onzeker hoe de zaak zal aflopen

Slide 7 - Quiz

H5: knollen voor citroenen verkopen
A
onverkoopbaar zijn
B
niet gemakkelijk opgeven
C
met mooie praatjes bedriegen

Slide 8 - Quiz

H6: Weet jij wat 'kynofobie' betekent?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

H6: Kynofobie, weet je nu wat dit betekent?
kynofobie= angst voor honden. Had jij het goed?

Slide 10 - Slide

Lezen H5 + H6
Je leert de groene tekstjes. Verder moet je vooral oefenen met leesvaardigheid, zoals we de in de les en tijdens het maken van het huiswerk doen.

Slide 11 - Slide

Tekstdoel =
A
Voor wie de tekst bedoeld is.
B
Dat ik -u- en -jij- gebruik in mijn tekst.
C
Dat wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken.
D
Waar de tekst vandaan komt.

Slide 12 - Quiz

Wat is het belangrijkste tekstdoel van reclame?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 13 - Quiz

Doel: informeren
Doel: overtuigen
Doel: overhalen
Doel: amuseren

Slide 14 - Drag question

Afbeeldingen
Vaak worden ook afbeeldingen gebruikt om de tekst te ondersteunen. Een schrijver kan bijvoorbeeld gebruikmaken van foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes, tabellen, grafieken en diagrammen.

Slide 15 - Slide

Afbeeldingen
  • Tekeningen
  • Schema's 
  • Kaartjes
  • Tabellen
  • Grafieken
  • Diagrammen

Slide 16 - Slide

Waarom staan er afbeeldingen bij een tekst?

Slide 17 - Open question

Functies van een afbeelding bij de tekst
  •  De afbeelding is bedoeld om de aandacht van de lezer te trekken.
  • De afbeelding is bedoeld om nieuwe informatie aan de tekst toe te voegen.
  • De afbeelding is bedoeld om de tekst duidelijker te maken.

Slide 18 - Slide

Bekijk en lees de tekst.

Slide 19 - Slide

Wat is de functie van de afbeelding in het midden?
a. aandacht trekken
b. informatie toevoegen
c. tekst duidelijker maken
A
aandacht trekken
B
informatie toevoegen
C
tekst duidelijker maken

Slide 20 - Quiz

Bekijk en lees de tekst.

Slide 21 - Slide

Wat is de functie van het plaatje in deze advertentie?

a. aandacht trekken
b. informatie toevoegen
c. tekst duidelijker maken
A
aandacht trekken
B
informatie toevoegen
C
tekst duidelijker maken

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide