This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Herhaling voor Open boek Toets H4
Slide 1 - Slide
True or not true? (reread paragraph 4.4 if you have to)
Niet waar
Waar
Er werd een parlement gekozen
Patriotten keerden terug met het Pruissische leger
Patriotten riepen de Bataafse monarhie uit
Patriotten voerden ideeën van de verlichting in
Revolutionaire burgers nemen de macht
Willem V vlucht naar Frankrijk
Slide 2 - Drag question
Welke uitspraken over de Verlichting zijn juist en welke onjuist? Sleep ze naar de goed plek
Goed
Fout
In de stroming van de Verlichting stond het verstand centraal.
Het rationalisme ging tegen de Verlichting in.
Door de combinatie van geloof en wetenschap zou er vooruitgang komen.
Slide 3 - Drag question
1776
1795
1789
1781
Franse revolutie
patriottenopstand
Amerikaanse onafhankelijk- heidsverklaring
Bataafse revolutie
Slide 4 - Drag question
Stadhouder van de Republiek
beweging tegen de slavernij
Orangisten
onthoofding lodewijk XVI
Franse revolutie
patriotten
Willem V
abolitionisme
Slide 5 - Drag question
Voor de Franse Revolutie
Tijdens/na de Franse Revolutie
Monarchie
Grondwet
Standen
Gelijkheid
Slide 6 - Drag question
Dit hoofdstuk gaat over andere over de Amerikaanse revolutie (§4.2), de Franse revolutie (§4.3) en de Bataafse revolutie (§4.4).
Deze democratische revoluties hebben diverse overeenkomsten maar ook een aantal verschillen, kun jij de gegevens aan de juiste revolutie koppelen?
De Franse revolutie
De Bataafse revolutie
De Amerikaanse revolutie
Slide 7 - Drag question
Ze de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde.
Franse veroveren Nederland
Napoleon grijpt de macht
Grondwet in Frankrijk
Franse revolutie
Slide 8 - Drag question
Ze de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde.
Lodewijk onthoofd!
Napoleon grijpt de macht
Grondwet in Frankrijk
Franse revolutie
Slide 9 - Drag question
Welke drie veranderingen werden na de Franse revolutie ingevoerd in Frankrijk?
De standenmaatschappij werd afgeschaft.
De ongelijkheid van mensen werd versterkt.
Er kwam een grondwet.
Frankrijk werd een Republiek
Er kwam een revolutie.
Er kwam een monarchie.
Slide 10 - Drag question
Ze de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde.
Marie-Antoinette onthoofd!
Napoleon grijpt de macht
Grondwet in Frankrijk
Franse revolutie
Slide 11 - Drag question
Wat heeft te maken met de Franse Revolutie? Sleep die woorden naar de guillotine
gelijkheid
vrijheid
broederschap
stokbrood
Rode wijn
Eiffeltoren
Slide 12 - Drag question
Welke idealen van de Franse Revolutie bleven onder Napoleon bestaan?
Bleven bestaan
kwamen ten einde
einde standensamenleving
democratie met een parlement
adel is voorrechten kwijt
kerk is afgeschaft
Slide 13 - Drag question
Zet de (meest passende) kenmerken bij de juiste revolutie
Amerikaanse Revolutie
Franse Revolutie
timer
2:00
1789 - 1815
1776 - 1783
No taxation without representation
Vrijheid, gelijkheid, broederschap
Vooral binnenlands
Kolonie VS moederland
Onafhanke-lijkheid
Veel wisselende staatsvormen
Volks-soevereiniteit
Gelijke rechten
Nieuwe grondwet
Slide 14 - Drag question
Wat waren de gevolgen van de Franse Revolutie voor de Nederlanden?
Geef aan of het vóór of na de Franse tijd was.
Voor de Franse tijd.
Na de Franse tijd.
De overheid houdt gegevens van mensen bij.
De rechtspraak is openbaar.
De stadhouder leidt het leger.
Iedereen is voor de wet gelijk.
In het hele land dezelfde maten en gewichten.
In het hele land dezelfde wetten.
Wetten verschillen per gewest of stad.
Slide 15 - Drag question
Noem drie oorzaken van de Franse Revolutie.
Oorzaken
Geen oorzaken
Belastingplicht voor de adel.
Absolute macht van de koning.
Strenge leefregels van de kerk.
Armoede op het platteland.
Bestorming van de Bastille.
De standensamenleving.
Slide 16 - Drag question
Sleep de zinnen naar het goede vak: juist of onjuist.
Juist
Onjuist
De Franse koning had voor de revolutie absolute macht.
Lodewijk XVI riep de Nationale Vergadering bijeen.
Eerst vluchtte de koning, later werd hij onthoofd.
Na de revolutie werd Frankrijk een standensamenleving.
Robespierre werd de nieuwe koning van Frankrijk.
Slide 17 - Drag question
Abolitionisme betekend:
A
Slavernij
B
Gelijkheid
C
Mensenrechten
D
Afschaffing slavernij
Slide 18 - Quiz
Wat heeft Uncle Tom’s Cabin te maken met de afschaffing van de slavernij? De verschijning van het boek was een........
A
directe oorzaak van de afschaffing van de slavernij
B
gevolg op korte termijn van de afschaffing van de slavernij
C
gevolg op lange termijn van de afschaffing van de slavernij
D
indirecte oorzaak van de afschaffing van de slavernij
Slide 19 - Quiz
Wat heeft Uncle Tom’s Cabin te maken met de afschaffing van de slavernij?
De verschijning van het boek was een....
A
directe oorzaak van de afschaffing van de slavernij.
B
gevolg op korte termijn van de afschaffing van de slavernij.
C
gevolg op lange termijn van de afschaffing van de slavernij.
D
indirecte oorzaak van de afschaffing van de slavernij.
Slide 20 - Quiz
Wat betekent 'abolitionisme'
A
Een koning die alle macht heeft
B
Beweging tot het behouden van slavernij
C
Beweging tot afschaffing van slavernij
D
Beweging tot het afschaffen van koloniën
Slide 21 - Quiz
Wie kregen er na de afschaffing van de slavernij een schadevergoeding?
A
Slaveneigenaren
B
Tot slaaf gemaakten
Slide 22 - Quiz
Welke zin is onjuist?
A
Christenen waren tegenstanders van slavernij, want de Bijbel verbiedt het.
B
De verlichting gaf aanleiding tot de afschaffing van de slavernij.
C
Het abolitionisme streefde naar afschaffing van zowel slavernij als slavenhandel.
D
Slavernij is ontstaan in de oudheid, de Europeanen hebben het dus niet bedacht.
Slide 23 - Quiz
Wat wordt herdacht op de Keti Koti viering?
A
Afschaffing slavernij
B
Onafhankelijkheid van Suriname
C
De migratie van contractarbeiders
D
Strijd om grondrechten van inheemsen
Slide 24 - Quiz
Waarom was de verlichting van belang voor de afschaffing van de slavernij?
A
Omdat de koning alle macht had
B
Omdat alle mensen gelijk geboren zijn
C
Omdat ze slavernij goed vonden
D
Omdat de verlichting door veel slaven werd gebruikt.
Slide 25 - Quiz
De opdracht gaat over de afschaffing van slavernij en slavenhandel. Zet onderstaande gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
1. In de hele VS wordt de slavernij afgeschaft. 2. Nederland schaft de slavenhandel af. 3. Nederland schaft de slavernij af. 4. Groot-Brittannië schaft de slavernij af. 5. Groot- Brittannië schaft de slavenhandel af.
A
5 --> 4 --> 1 --> 2 --> 3
B
1 --> 5 --> 4 --> 2 --> 3
C
2 --> 3 --> 5 --> 4 --> 1
D
5 --> 2 --> 4 --> 1 --> 3
Slide 26 - Quiz
Waarom waren de zuidelijke staten tegen afschaffing van de slavernij?
A
Ze vonden dat slaven geen mensen waren
B
Ze waren tegen natuurrechten voor slaven.
C
De plantages zouden failliet gaan.
D
De slaveneigenaren waren bang voor een slavenoorlog.
Slide 27 - Quiz
Aan welke revolutie maakte Napoleon een einde?
A
Bataafse Revolutie
B
Amerikaanse revolutie
C
Franse Revolutie
D
Industriële revolutie
Slide 28 - Quiz
Door welke revolutie zal Joan Derk van der Capellen tot den Pol vooral geïnspireerd zijn?
A
De Franse Revolutie
B
De Bataafse Revolutie
C
De Amerikaanse Revolutie
D
De Nederlandse Opstand
Slide 29 - Quiz
Wat was een oorzaak van de Amerikaanse Revolutie?
A
Het eigen bestuur van de kolonies werd afgepakt
B
Amerikanen wilden geen belasting betalen
C
George Washington pleegde een staatsgreep
Slide 30 - Quiz
Hoe noem je het als alle macht bij een vorst ligt?
A
Absolutisme
B
Monarchie
C
Verlichting
D
Liberalisme
Slide 31 - Quiz
Welke filosoof uit de Verlichting vindt dit? Het volk mag de koning afzetten!