12.1 Fascisme en nazi-Duitsland

12.1 Nazi-Duitsland en het fascisme in Europa
1 / 42
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

12.1 Nazi-Duitsland en het fascisme in Europa

Slide 1 - Slide

Fascisme

Slide 2 - Mind map

Wie is welke bekende fascist?
Hitler
Mussolini
Franco
Goebbels

Slide 3 - Drag question

Wat was eerder en wat was later?
Wat staat in de goede volgorde?
A
fascisme, nationaalsocialisme, antisemitisme
B
fascisme, nationaalsocialisme, antisemitisme
C
antisemitisme, fascisme, nationaalsocialisme
D
antisemitisme nationaalsocialisme fascisme

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Kijkopdracht tot 8.30 min 
(Hoe kon Mussolini zo groot worden? In Europa 10 min youtube)
1. Hoe kon Mussolini zo groot worden?
2. Wat was het verband tussen Hitler en Mussolini?
3. Hoe viel Mussolini uiteindelijk van zijn troon?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Hoe kon Mussolini zo groot worden?

Slide 8 - Open question

Verband Hitler en Mussolini
Wat is NIET waar?
A
Hitler keek neer op Mussolini en wilde het fascisme verbeteren
B
Hitler keek op tegen Mussolini en kopieerde zijn groet en gebaren
C
Mussolini zag Hitler als een scholiertje en nam hem niet serieus
D
Mussolini moest later hulp van Hitler accepteren tijdens de oorlog

Slide 9 - Quiz

Hoe viel Mussolini van zijn troon?

Slide 10 - Open question

Opkomst 
van Hitler

Slide 11 - Slide

Wie is welke bekende fascist?
Hitler
Mussolini
Franco
Goebbels

Slide 12 - Drag question

Wanneer is deze foto gemaakt van Hitler?
A
Toen hij in het Oostenrijkse leger diende
B
Toen hij met de Duitsers meevocht tijdens de WOI
C
Toen hij een arme student was aan de Kunstacademie
D
Toen hij opgesloten zat in de gevangenis

Slide 13 - Quiz

Wat is GEEN probleem in Duitsland na de WOI?
A
Het strenge verdrag van Versailles
B
de grote armoede na de oorlog
C
geen vertrouwen in de democratie
D
het imperialisme van Mussolini

Slide 14 - Quiz

Waarvoor staat de afkorting NSDAP?
(NLse spelling)

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Dawesplan
In 1924 besluit Amerika over te gaan tot het Dawesplan. Ze willen Duitsland helpen. Dit bestaat uit twee maatregelen:
  • Geldleningen met behulp van een munt die gekoppeld is aan de goudkoers. De leningen zijn tegen een zeer lage rente.
  • Ze treffen een regeling waarbij de herstelbetalingen tijdelijk uitgesteld worden.
Wat is het voordeel voor de VS?
  • Duitsers moeten de leningen terugbetalen. Veel belangrijker: de VS hoopt dat ze heel veel producten (electronica en auto’s) kan verkopen aan Duitsland.
Hitler verliest populariteit.

Slide 17 - Slide

Hitler belooft oplossingen
- Duitsland weer opbouwen dmv
  • één sterke leider ipv zwakke democratie
  • militarisme en nationalisme
  • sterke staat > werkgelegenheid
  • joden en communisten als zondebokken

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Rijksdagbrand
27 feb 1933

Slide 20 - Slide

Hoe heette de communist die werd veroordeeld voor deze brand?
A
Marinus van der Lubbe
B
Maarten van der Libbe
C
Marinus van de Libbe
D
Maarten van der Lubbe

Slide 21 - Quiz

Dankzij dit apparaat kon Hitler opkomen. Wat is het?
A
een microfoon
B
een zender
C
een camera
D
een radio

Slide 22 - Quiz

Terreur en propaganda
> totalitaire staat
Propaganda
- toespraken
- massabijeenkomsten
film, radio, posters, boeken, 

Terreur
- SA > knokploegen NSDAP
- tegenstanders mishandelen en opsluiten in kampen

Slide 23 - Slide

De familie Goebbels 

Slide 24 - Slide

Met welke letter beginnen de namen van de kinderen van Goebbels?
A
G van Goebbels
B
H van Hitler
C
N van nationaalsocialisme
D
F van Fascisme

Slide 25 - Quiz

Hellmut, Herbert, Harald, Helga, Hildegard, Helmut, Holdine, Hedwig en Heidrun

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Dolkstoottheorie
Het idee van de Duitse militaire leiding dat de Duitse soldaten na de wapenstilstand van november 1918 de oorlog nog hadden kunnen winnen. De militaire leiding voelt zich dan ontzettend in de steek gelaten als de Duitse regering de Vrede van Versailles sluit. Ze moeten dan namelijk heel veel inleveren. Minderheden zoals Joden krijgen de schuld hiervoor.

Slide 29 - Slide

Deel 3  LES 12.1
- rassenleer en discriminatie
- Spaanse Burgeroorlog
- Kijkopdracht
- hw besprken

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Welk begrip past bij de vorige afbeelding?
A
Sociaaldarwinisme
B
Rassenleer
C
Fascisme
D
Antisemitisme

Slide 32 - Quiz

Uit een antisemitisch prentenboek
(Duitsland jaren dertig, 7e oplage: 100.000)

Slide 33 - Slide

Leg mét de afbeelding uit dat deze antisemitisch is.

Slide 34 - Open question

Herkennen 
Joden hebben zwart haar, grote kromme neuzen, dikke met rood aangezette hangende onderlippen, mondhoeken naar beneden, dik en vadsig, met een vaak bruine ongezonde gelaatskleur. Andere Duitse personages waren blond, hadden blauwe ogen en waren levenslustig. In het verhaal zijn de Joden vaak onbetrouwbare veehandelaren, warenhuiseigenaren, advocaten, dokters of verleiders van de Duitse vrouwen."

Slide 35 - Slide

Rassenleer en discriminatie (ka 43)
- Hitler combineert antisemitisme met de rassenleer:
  • verschillen tussen rassen: übermenschen (Ariërs) en untermenschen (bv. joden en zigeuners)
  • aangeboren eigenschappen: uiterlijk én karakter
- Discriminatie: ongelijke behandeling joden 
  • vastgelegd in Neurenbergerwetten (1935) 
  • joden geen burgerrechten, geen vermenging rassen
  • later terreur (Kristallnacht 1938), deportatie en moord

Slide 36 - Slide

Welke uitleg van de Kristallnacht hoort er NIET bij?
A
Het was een pogrom (aanval op joden)
B
Bezit van joden in heel Duitsland werd vernield
C
Het was de eerste stap in uitsluiting vd joden
D
Het was in 1938

Slide 37 - Quiz

Fascistisch Spanje
Fascistisch
Spanje

Spaanse 
Burgeroorlog

Slide 38 - Slide

Spaanse Burgeroorlog

Slide 39 - Mind map

Kijkopdracht Spaanse Burgeroorlog
1. Van wanneer tot wanneer was de Spaanse Burgeroorlog?
2. Wat was de voorgeschiedenis van deze oorlog? (waarom kwam het tot een conflict?)
3. Welke groepen stonden er tegenover elkaar?
4. Wat waren de gevolgen voor de bevolking tijdens de oorlog?
5. Welke gevolgen had de mislukte coup in 1981 voor de omgang met het Franco-verleden?

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Slide