woordenlijst hoofdstuk 05 les 2

Uitleg van nieuwe woorden 
1.  Lees het woord
2.  Lees de betekenis(sen)
3.  Lees de voorbeeldzin(nen)
4.  Bekijk de foto('s)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Uitleg van nieuwe woorden 
1.  Lees het woord
2.  Lees de betekenis(sen)
3.  Lees de voorbeeldzin(nen)
4.  Bekijk de foto('s)

Slide 1 - Slide

kiezen
beslissen wie of wat je wilt uit verschillende mogelijkheden.
 Wat eten we vanavond? Jij mag kiezen.

Slide 2 - Slide

de klasgenoot
iemand die in dezelfde klas zit
Ik ga met mijn klasgenoten naar de bioscoop.
landgenoot (van hetzelfde land), huisgenoot (van hetzelfde hu
                                            

Slide 3 - Slide

de leerling
de student op de basisschool of middelbare school
In onze klas zitten acht leerlingen.

Slide 4 - Slide

de leraar
de docent
Hij is leraar op een middelbare school.

Slide 5 - Slide

de lijst
rij woorden, namen of getallen onder elkaar
 Op de website staat een lijst met alle docenten.

Slide 6 - Slide

de middelbare school
de school voor leerlingen van 12 tot 18 jaar
Na de basisschool gaat een leerling naar de middelbare school.

Slide 7 - Slide

oefenen
leren door herhalen
Om goed Nederlands te leren, moet je veel oefenen.
Als je alle verkeersborden wil leren, moet je veel oefenen.

Slide 8 - Slide

het ongeluk
wat onverwacht gebeurt en niet fijn is
 Er is een ongeluk gebeurd. Bel snel 112!

Slide 9 - Slide

de opleiding
het onderwijs met een bepaald doel
Bij Gilde kun je veel opleidingen volgen, zoals kapper en monteur.                                                                                                  
                                            

Slide 10 - Slide

prettig
fijn / leuk
Het sollicitatiegesprek was prettig. Ik wil de baan graag hebben.
Prettig weekend!

Slide 11 - Slide

de ruzie
als mensen boos op elkaar zijn en vervelend tegen elkaar doen
Het is niet leuk voor een kind als zijn ouders vaak ruzie hebben.

Slide 12 - Slide

schieten
een vuurwapen gebruiken
 De dief had een pistool en begon te schieten.

Slide 13 - Slide

schreeuwen
met je stem zo hard mogelijk geluid maken
Je hoeft niet zo hard te schreeuwen, ik kan je zo ook wel verstaan.

Slide 14 - Slide

het slachtoffer
iemand die door een gebeurtenis schade of pijn heeft
Bij het ongeluk waren twee slachtoffers. Zij moesten naar het ziekenhuis.

Slide 15 - Slide

de soldaat
iemand die in het leger zit / de militair
In de oorlog gaan veel soldaten dood.

Slide 16 - Slide

steken
(iemand) met iets scherps pijn doen
Een mug heeft me gestoken.
De overvaller heeft het slachtoffer met een mes gestoken.
                                            

Slide 17 - Slide

de bestelling
De dingen die je bestelt of besteld hebt.
Ik kan de bestelling van de boeken op internet doen. 
De bestelling wordt morgen bezorgd.

Slide 18 - Slide

bezorgen
naar een plaats brengen  /  afgeven
Ik heb meubels besteld. Ze komen die morgen bezorgen.

Slide 19 - Slide

de bezorging
Het brengen of afgeven van iets.
 Bij de bezorging van de meubels moet er wel iemand thuis zijn.

Slide 20 - Slide