stoffen en stofeigenschappen

oefenvragen H2
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

oefenvragen H2

Slide 1 - Slide


Wat zijn de stofeigenschappen 
van spiritus?
A
brandbaarheid
B
doorzichtigheid
C
gewicht
D
vorm

Slide 2 - Quiz

Stofeigenschappen zijn:
A
geur, kleur, massa
B
fase, geur, kleur
C
kookpunt, smeltpunt, kleur
D
fase, geur, smaak

Slide 3 - Quiz

Als je twee zuivere stoffen mengt dan krijg je een
A
Mengsel
B
Zuivere stof

Slide 4 - Quiz

Suspensies en oplossingen zijn zuivere stoffen.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Tandpasta bestaat uit zuivere stoffen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Een suspensie is
A
Helder
B
Troebel

Slide 7 - Quiz

Een suspensie is een soort mengsel. Wat is een voorbeeld van een suspensie?
A
Thee
B
Limonade
C
Sinaasappelsap
D
Zout water

Slide 8 - Quiz

Wat is een suspensie?
A
Een vloeistof gemengd met een vloeistof.
B
Een vloeistof gemengd met een vaste stof.

Slide 9 - Quiz

Een suspensie is altijd
A
helder en altijd gekleurd
B
troebel en altijd gekleurd
C
helder en soms gekleurd
D
troebel en soms gekleurd

Slide 10 - Quiz

wat is een oplossing?
A
een troebele vloeistof
B
een heldere vloeistof zonder stukjes
C
een vloeistof met stukjes er in

Slide 11 - Quiz

Oplossing
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 12 - Quiz

Een oplossing is altijd helder. Zijn er oplossingen die een kleur hebben?
A
ja dat kan
B
nee, altijd kleurloos

Slide 13 - Quiz

Als je koffie zet, wat is dan het filtraat?
A
Het filter
B
De koffie
C
De koffiedik
D
Het residu

Slide 14 - Quiz

Bij het theezetten werkt je theezakje als filter. Wat is het filtraat?
A
De thee
B
Het theezakje
C
De theeblaadjes in het theezakje

Slide 15 - Quiz

Wat is bij koffie zetten het filtraat en wat is het residu?
A
Residu: 'koffieprut' Filtraat: koffie
B
Residu: koffie Filtraat: 'koffieprut'
C
Residu: koffiepoeder Filtraat: koffie
D
Residu: 'koffieprut' Filtraat: koffiepoeder

Slide 16 - Quiz

Een filtraat is de stof
A
die in het filter achter blijft
B
die door het filter heen gaat

Slide 17 - Quiz

Wat is het filtraat als je koffiezet met een koffiezetapparaat?
A
de gemalen koffie die je uit het pak in het filter schept
B
het hete water dat op de gemalen koffie druppelt
C
pas gezette koffie in de kan onder het filter
D
het koffiedik wat in het filter achter blijft

Slide 18 - Quiz

Met een theezakje kun je snel een kop thee zetten. Wat is het filtraat ...
A
het water
B
het zakje
C
de thee
D
de theeblaadjes in het zakje

Slide 19 - Quiz

Bij filtratie is het filtraat altijd een zuivere stof
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Alles wat je kan meten heeft een "volume".
Wat is de eenheid van volume?
A
m
B
liter
C
m2
D
m3

Slide 21 - Quiz

Rob bepaalt het volume van een schaakstuk Wat is het volume van dit schaakstuk?
A
5,1 cm3
B
6 cm3
C
10 cm3
D
16 cm3

Slide 22 - Quiz


Wat is het volume?
A
540dm3
B
54mm3
C
54cm3
D
0.54cm3

Slide 23 - Quiz

Rob bepaalt het volume van een schaakstuk. Wat is het volume van dit schaakstuk?
A
5,1 cm³
B
6 cm³
C
10 cm³
D
16 cm³

Slide 24 - Quiz

Wat is het volume van deze steen?
A
9 ml
B
9cm2
C
24 cm3
D
24mm3

Slide 25 - Quiz

Wat is volume?
A
Een ander woord voor inhoud
B
De ruimte die een stof inneemt
C
A en B zijn allebei goed
D
A en B zijn allebei fout

Slide 26 - Quiz


Wat is het volume?
A
64cm3
B
16cm3
C
64m3
D
16m3

Slide 27 - Quiz

Wat heeft het kleinste volume
A
kilo goud
B
kilo veren
C
kilo water
D
kilo katoen

Slide 28 - Quiz

Wat is het volume?
timer
2:30
A
60cm3
B
600cm3
C
0.6cm3
D
0.06cm3

Slide 29 - Quiz


Wat is het volume?
timer
1:00
A
64cm3
B
16cm3
C
64m3
D
16m3

Slide 30 - Quiz

Als de dichtheid van een stof groter is dan de dichtheid van water zal de stof:
A
blijven drijven
B
zweven in water
C
zinken in water

Slide 31 - Quiz

Je hebt een autootje gekocht voor je neefje. Het heeft een volume van 35 cm3. De dichtheid van het autootje is 5 g/cm3. Hoe zwaar is het autootje?
Maak de berekening op een blaadje voor je het antwoord invult!
A
175 gram
B
7 gram
C
5 gram
D
0.14 gram

Slide 32 - Quiz

Smiley vraag!
De dichtheid van plastic is 1,2 g/cm3. Een colaflesje weegt 4 gram.
Laat de berekening voor het volume op het bord zien.
A
0,3
B
3,33 cm3
C
3,33 m3
D
0,3 cm3

Slide 33 - Quiz

Met welke formule kan je de dichtheid berekenen?
A
massa x volume
B
massa : volume
C
volume x massa
D
volume : massa

Slide 34 - Quiz