Dag allemaal! Ga op de JUISTE plek zitten en pak vast een gesloten laptop op tafel.
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Dag allemaal! Ga op de JUISTE plek zitten en pak vast een gesloten laptop op tafel.
Slide 1 - Slide
Dag allemaal! Ga op de JUISTE plek zitten en zorg dat je een gesloten laptop op tafel hebt liggen.
Slide 2 - Slide
Dag allemaal! Ga op de JUISTE plek zitten en pak een gesloten laptop op tafel. Zorg dat je met jouw lessonup account in de nask2 les zit!
Slide 3 - Slide
Dichtheid is massa in gram van 1 cm3
Grootheid is dichtheid
Eenheid is g/cm3
Slide 4 - Slide
Dichtheid
Omdat die stofeigenschap belangrijk is heeft het een eigen naam gekregen: de dichtheid.
De dichtheid van een stof is de massa van 1 cm3 stof.
Slide 5 - Slide
Oefenen
Slide 6 - Slide
Massa meet je in?
A
Kilogram
B
Newton
C
Massa
D
Kracht
Slide 7 - Quiz
Stoffen kun je herkennen aan hun stofeigenschappen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Als je bij practicum met onbekende stoffen werkt, moet je een laboratorium-jas dragen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Filtraat
Filter
Residu
Slide 10 - Drag question
Oplossing
Oplossing
Suspensie
Suspensie
Suspensie
Oplossing
Slide 11 - Drag question
Wat betekent dit gevaren-symbool?
A
Bijtend
B
Giftig
C
Schadelijk
D
Slecht voor het milieu
Slide 12 - Quiz
Hiernaast zie je twee gevarensymbolen. Wat betekenen deze gevarensymbolen?
Slide 13 - Open question
Dichtheid is de massa van 1 cm3 van een stof.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Stofeigenschappen gebruik je om stoffen van elkaar te onderscheiden. Welke stofeigenschap gebruik je om suiker van zout te onderscheiden?
A
Brandbaarheid
B
Geur
C
Kleur
D
Smaak
Slide 15 - Quiz
Van een stof zijn de massa, de kleur, de vorm en het volume bekend. Welke van deze eigenschappen is een stofeigenschap?
A
Massa
B
Kleur
C
Vorm
D
Volume
Slide 16 - Quiz
Wanneer het theezakje aan het water wordt toegevoegd, lossen de smaakstoffen in het water. Dit noemen wij . Het water kan door het theezakje heen terwijl de theeblaadjes achterblijven. Dit noemen wij . Theeblaadjes in het zakje is en de thee is het .
Filtreren
Residu
Extraheren
Filtraat
Slide 17 - Drag question
Oplossing
Suspensie
Slide 18 - Drag question
Water, wasbenzine en alcohol zijn drie verschillende vloeistoffen, maar niet al hun eigenschappen verschillen. Welke stofeigenschap is voor water, wasbenzine en alcohol hetzelfde?
A
Brandbaarheid
B
Geur
C
Kleur
D
Smaak
Slide 19 - Quiz
Welke van de volgende stoffen is een zuivere stof?
A
Ice tea
B
cola
C
melk
D
suiker
Slide 20 - Quiz
Als je suiker in heet water doet en roert, verdwijnen de suikerkorrels. Er ontstaat een oplossing.
Welke bewering over de suiker is waar?
A
De suiker is de opgeloste stof.
B
De suiker is de oplossing.
C
De suiker is het filtraat.
D
De suiker is het oplosmiddel.
Slide 21 - Quiz
Welke bewering over oplossingen is waar?
A
Je kunt niet door oplossingen heen kijken.
B
Oplossingen kun je ontmengen.
C
Oplossingen zijn altijd helder.
D
Oplossingen zijn altijd kleurloos.
Slide 22 - Quiz
Bij natuur- en scheikunde moet je vaak de massa van een voorwerp weten.
Hoe bepaal je de massa van een voorwerp?
A
met de formule: lengte × breedte × hoogte
B
met de onderdompelmethode
C
met een maatcilinder
D
met een weegschaal
Slide 23 - Quiz
Je kunt kilogram omrekenen naar gram. 5 kg is:
A
50 g
B
500 g
C
5000 g
D
50 000 g
Slide 24 - Quiz
Voor het volume zijn er verschillende eenheden.
1 milliliter =
A
1 kubieke centimeter
B
1 kubieke decimeter
C
1 kubieke meter
D
1 kubieke millimeter
Slide 25 - Quiz
Een blokje is 1,5 cm hoog, 2 cm breed en 5 cm lang.
Wat is het volume van dit blokje in kubieke centimeter?
A
8
B
9,5
C
11,5
D
15
Slide 26 - Quiz
Erik zegt van een kiezelsteentje dat het een volume heeft van 23 cm3. Je wilt dat controleren met de onderdompelmethode. De beginstand van het water is 47 mL. Wat wordt de eindstand als Erik gelijk heeft?
A
24 mL
B
44,7 mL
C
49,3 mL
D
70 mL
Slide 27 - Quiz
Water heeft een dichtheid van 1 g/cm3 Olie heeft een dichtheid van 0,9 g/cm3 Aluminium heeft een dichtheid van 2,7 g/cm3 perspex heeft een dichtheid van 1.2 g/cm 3
Welke stof heeft de kleinste dichtheid?
A
water
B
olie
C
aluminium
D
perspex
Slide 28 - Quiz
Bereken het volume van het houten blok in cm3. Schrijf de hele berekening op. Klik op de afbeelding voor de vergroting
Slide 29 - Open question
Het blokje heeft een massa van 16 gram en een volume van 6 kubieke centimeter. Bereken de dichtheid van het blokje. Schrijft de hele berekening op.
Slide 30 - Open question
Martijn dompelt de steen onder in een maatcilinder (zie afbeelding). Bereken het volume van de steen in cm3. Schrijf de hele berekening op.
Slide 31 - Open question
Is massa een stofeigenschap?
A
Ja
B
Nee
Slide 32 - Quiz
Wat heeft de grootste massa?
A
een kilo zilver
B
een kilo veren
C
twee kilo veren
D
een halve kilo lood
Slide 33 - Quiz
Hoe bepaal je de dichtheid van een stof? dichtheid =
A
massa x volume
B
volume x massa
C
massa : volume
D
volume : massa
Slide 34 - Quiz
Dichtheid is een stofeigenschap. Wat is de dichtheid van water?
A
0,5 g/cm3
B
0,7 g/cm3
C
1,0 g/cm3
D
1,3 g/cm3
Slide 35 - Quiz
De dichtheid van de badeend is ...... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee
Slide 36 - Quiz
De blokken zijn gemaakt van hetzelfde materiaal. Wat kun je zeggen over de dichtheid?
A
Blok 1 heeft de grootste dichtheid
B
Blok 2 heeft de grootste dichtheid
C
De dichtheid van beide blokken is gelijk
D
Je kunt niet weten welk blok de grootste dichtheid heeft
Slide 37 - Quiz
Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak de test jezelf van H2.4 af.
Hoe? Je mag fluisterend overleggen.
Hoe lang? Tot het einde van de les
Klaar? Lees vast de volgende paragraaf en maak de opdrachten