This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling 2.1 en 2.2
Slide 1 - Slide
Planning vandaag
Herhaling 2.1 met vragen
Herhaling 2.2 met vragen
Zelf leren voor het SO
Laatste vragen over het SO morgen
Slide 2 - Slide
Industriële revolutie
Wat was dat ook alweer?
Slide 3 - Slide
Industriële revolutie
Wat was dat ook alweer?
Ingrijpende verandering in de productiemethoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines
Slide 4 - Slide
Industriële samenleving
Waar woont dan de bevolking?
Slide 5 - Slide
Industriële samenleving
Waar woont dan de bevolking?
Een samenleving waarin meer dan de helft van de bevolking in steden woont en waarin veel mensen werken in industrie en diensten
Slide 6 - Slide
In welke sector werkten de meeste mensen voor de industriële revolutie
A
landbouwsector
B
industriesector
C
dienstensector
Slide 7 - Quiz
Hoe waren de werkomstandigheden in de fabriek?
A
Goed
B
Slecht
Slide 8 - Quiz
Waarom waren de lonen laag?
Slide 9 - Slide
Waarom waren de lonen laag?
Zo konden de fabriekseigenaren meer winst maken.
Slide 10 - Slide
Werknemers hadden slechte werkomstandigheden en lage lonen, wat hebben zij hier aan gedaan?
Slide 11 - Slide
Werknemers hadden slechte werkomstandigheden en lage lonen, wat hebben zij hier aan gedaan?
Kwamen voor zichzelf op en gingen samenwerken
Zij hebben toen vakbonden opgericht, dit zijn organisaties van werknemers.
Slide 12 - Slide
Vragen over 2.1?
Slide 13 - Slide
Tussen 1815 en 1848 was de koning
A
het staatshoofd
B
de regeringsleider
C
allebei
Slide 14 - Quiz
De koning koos...
A
de ministers
B
de Eerste Kamer
C
de Tweede Kamer
D
Provinciale Staten
Slide 15 - Quiz
Moest de koning zich aan de grondwet houden?
Slide 16 - Slide
Moest de koning zich aan de grondwet houden?
Ja!
Dit betekend dat het een constitutionele monarchie is.
Slide 17 - Slide
Deze vraag gaat over 'democratie in Nederland'. Het schema gaat over de staatsinrichting van Nederland van 1815 tot 1848. Je ziet de blauwe woorden Eerste Kamer, Tweede Kamer, 2 x Parlement, Ministers, Staatshoofd en Regeringsleider. Sleep alle blauwe woorden naar de juiste plek in het schema.
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Parlement
Ministers
Staatshoofd
Regeringsleider
Parlement
Slide 18 - Drag question
Waarom liet de koning de grondwet herschrijven?
Slide 19 - Slide
Waarom liet de koning de grondwet herschrijven?
Er waren veel demonstraties
De koning had gezien wat met zijn collega's in het buitenland was gebeurt
Slide 20 - Slide
Nieuwe grondwet
Thorbecke herschreef deze.
Hij was een minister en liberaal
De liberalen wilden meer politieke vrijheid
Slide 21 - Slide
Deze vraag gaat over 'democratie in Nederland'. Het schema gaat over de staatsinrichting van Nederland vanaf 1848. Sleep alle begrippen naar de juiste plek in het schema: