3.1 ordening

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

3.1 ordening

Pak rustig je schrift erbij

nieuw thema op bladzijde: 202

De toets

Leerdoelen

3.1.1 Je kunt organismen indelen door te kijken naar gemeenschappelijke kenmerken.

3.1.2 Je kunt kenmerken noemen van de cellen van bacteriën, schimmels, planten en dieren.

3.1.3 Je kunt uitleggen wanneer organismen tot dezelfde soort behoren.

3.1 Organismen ordenen

Indelen doen we door middel van kenmerken.

Alle organismen cellen bevatten:
- celmembraan

- cytoplasma

wat zijn de kenmerken?

1. celkern

- bevat chromosomen 

2. celwand

- stevigheid van de cel

3. bladgroenkorrels

- groene delen van planten

- fotosynthese (zuurstof + glucose)

celwand

- de celwand zorgt voor stevigheid van de cel

- de cellen van dieren hebben geen celwand

- de cellen van de organismen van de andere 3 rijken hebben wel een celwand

bladgroenkorrels

- planten hebben in alle groene delen bladgroenkorrels

- in de bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats, waarbij zuurstof en glucose wordt gemaakt

- de cellen van de organismen van de andere 3 rijken hebben geen bladgroenkorrels

Vier rijken

één of meercellig

eencellig = Organismen die uit één cel bestaan.

meercellig = Organismen die uit twee of meer cellen bestaan.

Vier rijken zijn; bacteriën, schimmels, planten en dieren. 

Soorten en rassen

Soort = Organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

ras = Groep organismen binnen een soort die verschilt van de rest van de soort. 

Rassen zijn kunstmatig ontstaan, bijv. door fokken en kweken.

In de afbeelding links zie je honden. Ze lijken niet op elkaar. Het zijn 5 rassen van dezelfde soort.

Organismen behoren tot 1 soort als ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

Dit geldt ook voor planten.

Aan de slag

blz.  204

Opdr. 1 t/m 6

Klaar?