Rekonomie hoofdstuk 3

Welkom!
  • Telefoon in de telefoontas
  • Zoek een zitplekje
  • Plenda, lesbrief (Rekonomie) en pen, potlood rekenmachine en geodriehoek op tafel
  • Laat het lokaal netjes achter! (Geen rommel/papiertjes, stoel aanschuiven)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Economie Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom!
  • Telefoon in de telefoontas
  • Zoek een zitplekje
  • Plenda, lesbrief (Rekonomie) en pen, potlood rekenmachine en geodriehoek op tafel
  • Laat het lokaal netjes achter! (Geen rommel/papiertjes, stoel aanschuiven)

Slide 1 - Slide

Administratie
  • Aanwezigheid (Magister)
  • Huiswerk vandaag: 1.1 t/m 1.10 &  2.1 t/m 2.12 
  • Huiswerk inplannen: 2.13 t/m 2.18 & 3.1 t/m 3.8
  • Dinsdag 5 september 6e uur 

Slide 2 - Slide

Planning
  • 1e uur 
  • Nakijken (Vragen?)
  • Maken 2.13 t/m 2.18
  • 2e uur
  • Uitleg indexcijfers
  • Maken 3.1 t/m 3.8

Slide 3 - Slide

Nakijken
  • Kijk serieus en kritisch na!
  • Verbeter en vul aan! (niet alleen goed of fout)
  • Snap je het antwoord niet (helemaal)? Stel een vraag! 
  • 1.1 t/m 1.10 & 2.1 t/m 2.12

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
  • Indexcijfer berekenen
  • Procentuele verandering indexcijfer

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
  • 2020 => BBP 230 miljard
  • 2021 => BBP 235 miljard
  • 2022 => BBP 240 miljard
  • 2023 => BBP 250 miljard
  • Veel of weinig stijging? Verhoudingen?

Slide 6 - Slide

Hoe pak je dit aan? (1)
  • Indexcijfers maken!
  • Basisgetal = 100
  • Kies een jaar (2020)
  • 230 miljard = 100 

Slide 7 - Slide

Hoe pak je dit aan? (2)
  • 2021 = 235 Miljard
  • Waarde / Basiswaarde x 100 = 235 / 230 x 100 = 102,2
  • 2022 = 240 miljard
  • Waarde / Basiswaarde x 100 = 240 / 230 x 100 = 104,3
  • 2023 = 250 miljard
  • Waarde / Basiswaarde x 100 = 250 / 230 x 100 = 108,7

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat zie je?
  • Verhoudingen worden zichtbaar ten opzichte van basisgetal
  • 2021 => + 2,2%
  • 2022 => + 4,3%
  • 2023 => + 8,7 %

Slide 10 - Slide

Procenten
  • 102,2 => 104,3 
  • + 2,1 %?
  • + 2,1 indexpunten!
  • (N-O)/O x 100
  • (104,3 - 102,2)/ 102,2 x 100 = 2,055%

Slide 11 - Slide

Let op!
  • Indexcijfer ≠  procent (dus ook geen % gebruiken!)
  • Rekent wel zoals procenten (met gekozen 100)

Slide 12 - Slide

Maken
  • (Maken 2.13 t/m 2.18)
  • Maken 3.1 t/m 3.8

Slide 13 - Slide

Welkom!
  • Telefoon in de telefoontas
  • Zoek een zitplekje
  • Plenda, lesbrief (Rekonomie) en pen, potlood rekenmachine en geodriehoek op tafel
  • Laat het lokaal netjes achter! (Geen rommel/papiertjes, stoel aanschuiven)

Slide 14 - Slide

Nakijken
  • Kijk serieus en kritisch na!
  • Verbeter en vul aan! (niet alleen goed of fout)
  • Snap je het antwoord niet (helemaal)? Stel een vraag! 

Slide 15 - Slide

Administratie
  • Aanwezigheid (Magister)
  • Huiswerk vandaag: -
  • Huiswerk inplannen: studiewijzer 

Slide 16 - Slide

Huiswerk
  • Vanaf nu: weektaak volgens studiewijzer
  • Eerste les na het weekend af
  • Eerste les na het weekend nieuw huiswerk in plenda
  • Controle en nakijken

Slide 17 - Slide

Planning
  • 1e uur 
  • Uitleg omzet & indexcijfers
  • Huiswerk maken
  • 2e uur
  • Klassikaal oefenen

Slide 18 - Slide

Lesdoelen
  • Omzet uitrekenen (indexcijfers)
  • Nominaal en reëel inkomen uitrekenen

Slide 19 - Slide

Voorbeeld omzet
  • David heeft een hotdogkraam
  • Prijs van een broodje is  € 2,-
  • Verkoop is 100 broodjes per dag
  • Hoeveel geld verdient hij per dag?  (=omzet)

Slide 20 - Slide

Omzet
  • Omzet = Prijs (P) x Afzet (Q)
  • Afzet = hoeveelheid verkochte producten
  • € 2,- x 100 = € 200,- omzet per dag
  • Omzet ≠ winst (winst is omzet - totale kosten)

Slide 21 - Slide

Voorbeeld indexcijfers omzet
  • Indexcijfers 2021 => 2022
  • 2021 basisjaar  (=100)
  • 2022 indexcijfer prijs = 102
  • 2022 indexcijfer afzet = 104
  • IComzet = (ICprijs x ICafzet) / 100
  • (102 x 104) / 100 = 106,1

Slide 22 - Slide

Omschrijven
  • IComzet = (ICprijs x ICafzet) / 100
  • 6 = 2 x 3
  • 3 = 6/2 => ICafzet = (IComzet / IC prijs) x 100
  • ICprijs = ? (3.11)

Slide 23 - Slide

Voorbeeld nominaal reëel (1)
  • Spaarrekening met € 1000,-
  • Rente € 30,-  => € 1030,- (1 jaar)
  • Kun je nu meer spullen krijgen voor je geld?

Slide 24 - Slide

Voorbeeld (2)
  • Inflatie is 4%

  • Indexcijfer geld => 1030/1000 x 100 = 103 (= nominaal)
  • Indexcijfer inflatie (=prijs) => 104 
  • Spullen die je kunt kopen = reëel (koopkracht)

Slide 25 - Slide

Voorbeeld (3)
  • Reëel IC = Nominaal IC / Prijs IC x 100 
  • 103 / 104 x 100 = 99,0
  • Reëel IC (koopkracht) = - 1%

  • RIC = NIC / PIC x 100

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide