thema 7 week 2 hoof en bijzinnen

Taal 
Hoofdzinnen en bijzinnen
Wat is het verschil en hoe herken ik ze?
1 / 17
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal 
Hoofdzinnen en bijzinnen
Wat is het verschil en hoe herken ik ze?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Aan het eind van de les kun/weet je:
  • weet je wat hoofd- en bijzinnen zijn
  • Wat een samengestelde zin is.
  • Een samengestelde zin, hoofdzin en bijzin herkennen. 
  • Een samengestelde zin maken. 
  • Wat een voegwoord is

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Samengestelde zin
Een zin met minimaal twee persoonsvormen noemen we een samengestelde zin.
Een samengestelde zin kan bestaan uit een
hoofdzin / bijzin
bijzin / hoofdzin
hoofdzin / hoofdzin

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin en bijzin
Zoek altijd eerst de persoonsvormen en onderwerpen in de zin
*Staan het onderwerp en persoonsvorm direct naast elkaar en voorin?
->Dan is het een hoofdzin
*Staat er iets tussen het onderwerp en de persoonsvorm en vaak achterin?
-> Dan is het een bijzin

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin
- Heb jij de keuken gestofzuigd?
- Ik wil dat broodje eten.
- Die man is gek geworden.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Bijzin
- Hij vertelde me dat hij naar het strand zou gaan.
- Ze gaat met me mee, als ik haar ticket betaal.
- Ik vind hem heel slim, hoewel hij af en toe wel slordig is.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voegwoord
Je kunt een bijzin ook herkennen aan een voegwoord.
Voorbeelden van voegwoorden zijn: 'maar', 'want', 'omdat', 'doordat', 'en', 'dus', 'dat', 'als', 'hoewel' en 'of'

- Hij vertelde me dat hij naar het strand zou gaan.
- Ze gaat met me mee, als ik haar ticket betaal.
- Ik vind hem heel slim, hoewel hij af en toe wel slordig is.
In de buurt van een voegwoord staat vaak een komma

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoofdzin of bijzin?

'... omdat hij moet studeren.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 9 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 10 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin?

'Zij heeft haar diploma behaald.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 11 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Wat is de hoofdzin?
We kunnen niet naar de speeltuin, omdat het heel hard regent.
A
We kunnen niet naar de speeltuin,
B
Die is er niet
C
omdat het heel hard regent.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de hoofdzin?
Als we de wedstrijd winnen, zijn we kampioen.
A
Als we de wedstrijd winnen,
B
zijn we kampioen.
C
Die is er niet

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de hoofdzin?
Als het niet zo zielig was, zou je er hard om kunnen lachen.
A
Als het niet zo zielig was,
B
zou je er hard om kunnen lachen.
C
Die is er niet

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de hoofdzin?
Onze klas heeft deze week heel weinig les, want we moeten oefenen voor de musical.
A
Onze klas heeft deze week heel weinig les
B
,want we moeten oefenen voor de musical
C
Beide zinnen zijn hoofdzinnen

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de hoofdzin?
Anne krijste de hele avond, omdat ze geen snoepjes had gekregen.
A
omdat ze geen snoepjes had gekregen.
B
Anne krijste de hele avond,
C
Die is er niet

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions