Hoofdzin + hoofdzin
1. Ik ben ziek, dus ik blijf thuis.
Hoofdzin inversie + hoofdzin
2. Elke dag ga ik naar school, maar ik voel me niet fit.
Hoofdzin + bijzin
3. Ik ga naar school, hoewel ik me niet fit voel.
Bijzin + hoofdzin
4. Als ik goed leer voor mijn toets, krijg ik zeker een hoog cijfer.