Oefenexamen 3

Oefenexamen 3
1 / 40
next
Slide 1: Slide
VoertuigentechniekPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenexamen 3

Slide 1 - Slide

Welke stelling is of zijn juist?
Stelling 1: U stuurt als ondernemer een factuur naar een klant, deze btw boekt u credit op de rekening 'Te betalen BTW'
Stelling 2: U stuurt als ondernemer een creditfactuur naar een klant, deze btw boekt u debet op de rekening 'Te betalen BTW'
A
Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
B
Stelling 1 is onjuist Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 2 - Quiz

Wat is de hoogte van je Eigen Vermogen?

Vaste Activa = 50.000
Vlottende Activa = 80.000
Postbank = 10.000
Solvabiliteit = 20%
A
26.000
B
101.000
C
28.000
D
112.000

Slide 3 - Quiz

Vaste activa zijn de balansposten aan de creditzijde waarin het geld voor langer dan een jaar is vastgezet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Een aantal btw bedragen moeten nog worden verwerkt in mutaties (voorafgaande journaalpost). Verwerk de BTW

Verkoopfactuur naar een klant, totaalfactuur incl. btw is € 616,52 
Creditnota ontvangen van Shell, totaalfactuur incl. btw is € 3719,31


Sleep alleen de juiste bedragen in de mutaties.
616,52
107,00
645,50
3719,31

Slide 5 - Drag question

Op een liquiditeitsbalans worden alle balansposten opgenomen tegen de waarde die ze bij verkoop op korte termijn waarschijnlijk zullen opbrengen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Waar noteert u een tekort in de kas?
A
Credit op rekening Kas en credit op rekening Kasverschillen
B
Credit op rekening Kas en debet op rekening Kasverschillen
C
Debet op rekening Kas en credit op rekening Kasverschillen
D
Debet op rekening Kas en debet op rekening Kasverschillen

Slide 7 - Quiz

Er is een foutieve boeking gedaan, een inkoopfactuur van 750,00 is per ongeluk bij de debiteuren op gekomen. Herstel deze boeking.
750 
750

Slide 8 - Drag question

Jij ontvangt een inkoopnota van een leverancier.
Hoe boekt u de op deze nota vermelde btw?
A
Debet op de rekening 'Te vorderen btw'
B
Credit op de rekening 'Te vorderen btw'
C
Credit op de rekening 'Te betalen btw'
D
Debet op de rekening 'Te betalen btw'

Slide 9 - Quiz

Wat staat er bij een ondernemer op de resultatenrekening wanneer hij een lening u.g. (uitgeleend geld) heeft uitstaan?
A
een stuk interest aan de opbrengstenkant
B
incidentele lasten
C
een stuk interest aan de kostenkant
D
incidentele liquidatie

Slide 10 - Quiz

Een transportbedrijf heeft de volgende creditfactuur van de bandenleverancier ontvangen:
Journaliseer de ontvangst van de creditfactuur en de retourlevering van de banden.
Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de volgende getallen:

Sleep alleen de juiste bedragen naar de juiste plaats.
2.000
2.420 C
420
2.420 D

Slide 11 - Drag question

De liquiditeit bereken je door het lang Vreemd Vermogen te delen door de Vlottende Activa
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

De solvabiliteit bereken je door het kort Vreemd Vermogen te delen door de Vlottende Activa
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat is de rentabiliteit van
ondernemer A, als zijn
gewaardeerd loon 30.000 is?
A
28,6%
B
46,5%
C
48,7%
D
46,6%

Slide 14 - Quiz

Wat is de rentabiliteit van
ondernemer Z, als zijn
gewaardeerd loon 30.000 is?
A
15,8%
B
15,9%
C
16,4%
D
16,5%

Slide 15 - Quiz

Een vermeerdering van kosten vind je op de resultatenrekening terug op de .............
A
Debetzijde
B
Creditzijde

Slide 16 - Quiz

Een vermindering van opbrengsten vind je op de resultatenrekening terug op de .............
A
Debetzijde
B
Creditzijde

Slide 17 - Quiz

Wat is de hoogte van je schulden als de solvabiliteit 30% is?
Gebouwen = 30.000
Vaste Activa = 40.000
Vlottende Activa = 50.000

A
40.000
B
27.000
C
63.000
D
50.000

Slide 18 - Quiz

Wat is het percentage aan
arbeidskosten van
ondernemer A en
ondernemer Z?
Lees de antwoorden goed!!!
A
Ondernemer A = 39% Ondernemer Z = 40%
B
Ondernemer Z = 41,5% Ondernemer A = 45,3%
C
Ondernemer A = 43,3% Ondernemer Z = 39,9%
D
Ondernemer Z = 45,8% Ondernemer A = 40,5%

Slide 19 - Quiz

Een aantal btw bedragen moeten nog worden verwerkt in mutaties (voorafgaande journaalpost). Verwerk de BTW

Creditnota verstuurt naar een klant, btw is € 65,00 
Creditnota ontvangen van Shell, btw is € 110,00

Sleep alleen de juiste bedragen naar de juiste plaats.
110,00
65,00
45,00

Slide 20 - Drag question

Bereken de hoogte van het nieuwe Eigen Vermogen
Eigen vermogen 01-01 = 140.400,--
Privé opnames = 3.000,--
Privé storting = 20.000,--
Resultaat -> verlies = 57.000,--

Slide 21 - Open question

Stel aan de hand van de saldibalans de balans per 31 dec. op.
Sleep alleen de juiste bedragen naar de juiste plaats in de afbeelding.
155.000
8.000
209.425
280.000
450.000
530.000
54.000
726.000
519.775
60.000
21.500
14.475
9.100
18.000
3.200

Slide 22 - Drag question

Slide 23 - Slide

Van een vrachtauto dealer is de volgende inkoopfactuur ontvangen:
Verwerk de aankoop van de vrachtauto en de afleveringskosten apart n de kolom mutaties (voorafgaande journaalpost) Maak hierbij gebruik van de volgende getallen:
292.820
2.000
240.000
50.820

Slide 24 - Drag question

De loonkosten van december moeten nog worden ingeboekt
Je hebt de volgende gegevens:
Bruto loon = 43.700
Loonheffing = 18.790
Netto loon = 24.910
24.910
18.790
43.700

Slide 25 - Drag question

Een transportbedrijf heeft op 1 december een vrachtauto gekocht voor € 259.200,-. De vrachtauto wordt met een vast bedrag per periode in 4 jaar afgeschreven tot een restwaarde van € 19.200,-. De afschrijvingskosten over de maand december van deze vrachtauto zijn nog niet geboekt in de financiële administratie. Deze wordt alsnog als voorafgaande journaalpost geboekt.
Sleep alleen de juiste bedragen naar de juiste plaats in de afbeelding
5000 D
5000 C
5400 C
5400 D

Slide 26 - Drag question

Wat is de hoogte van je Eigen Vermogen?
Voertuigen = 200.000
Hypotheek = 120.000
Debiteuren = 9.000
Loonheffing = 5.000
Bank = 20.000
Te betalen btw = 10.000
A
229.000
B
94.000
C
136.000
D
200.000

Slide 27 - Quiz

Jij stuurt vanuit je bedrijf een verkoopfactuur naar een klant.
Hoe boek je de btw?
A
Credit op de rekening 'te betalen btw'
B
Credit op de rekening 'te ontvangen btw'
C
Debet op de rekening 'te betalen btw'
D
Debet op de rekening 'te ontvangen btw'

Slide 28 - Quiz

De btw op de proefbalans moet nog worden verwerkt 
op de Saldibalans. Sleep alleen de juiste bedragen.
200,00 C
200,00 D
1.100,00 D
1.100,00 C
1.300 D
1.300 C
1.700 C
1.700 D

Slide 29 - Drag question

Wat is de hoogte van je bezittingen als je de volgende gegevens hebt?
Lang Vreemd Vermogen = 120.000
Eigen Vermogen = 50.000
Kort Vreemd Vermogen = 80.000


A
200.000
B
220.000
C
240.000
D
250.000

Slide 30 - Quiz

Er is een betaling gedaan door een debiteur van € 6000,-- heeft hij laten weten. Het geld is tot nu toe niet op de bankrekening terecht gekomen, maar op dat moment wordt wel net de balans opgemaakt. Wat is waar?
A
Deze betaling komt debet bij rekening Debiteuren en credit bij de rekening Kruisposten
B
Deze betaling komt debet bij rekening Bank en credit bij de rekening Kruisposten
C
Deze betaling komt credit bij de rekening debiteuren en debet bij de rekening Kruisposten
D
Deze betaling komt credit bij de rekening Bank en debet bij de rekening Kruisposten

Slide 31 - Quiz

Bereken het nieuwe Eigen Vermogen:
Eigen Vermogen 1-1 = 230.450,--
Privé stortingen = 21.000,--
Privé opnames = 10.000,--
Resultaat is Verlies = 57.000,--

Slide 32 - Open question

Welk van de onderstaande stellingen is of
zijn juist?
Stelling 1: Ondernemer Z heeft een gezond
bedrijf, zijn liquiditeit is 2,67

Stelling 2: Ondernemer A heeft geen
gezond bedrijf, zijn liquiditeit is 9,14

A
Stelling 1 is juist stelling 2 is onjuist
B
Stelling 1 is onjuist stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 33 - Quiz

De loonkosten van december moeten nog worden ingeboekt
Je hebt de volgende gegevens:
Bruto loon = 23.550
Netto loon = 16.850
16.850
6.700
25.550

Slide 34 - Drag question

Door een eenvoudige aanpassing kunt u van uw verkoopboek een ............................. maken
A
Verkoopboek
B
Dagboek
C
Debiteurenboek
D
Crediteurenboek

Slide 35 - Quiz

Het bedrijf krijgt een creditnota van de Shell voor de gekochte diesel.
Hoe boekt u de op deze nota vermelde btw?
A
Debet op de rekening Te Vorderen btw
B
Credit op de rekening Te Vorderen btw
C
Debet op de rekening Te Vorderen btw
D
Credit op de rekening Te Vorderen btw

Slide 36 - Quiz

Wat is de hoogte van je eigen vermogen als
de solvabiliteit 20% is?
Vaste Activa = 50.000
Vlottende Activa = 80.000
Postbank = 10.000
Rabobank = 15.000

A
26.000
B
32.500
C
97.500
D
104.000

Slide 37 - Quiz

Een transportbedrijf heeft de volgende factuur van de bandenleverancier ontvangen
Journaliseer de ontvangst van deze factuur. U kunt gebruik maken van de volgende opties. Sleep alleen de juiste bedragen naar de juiste plaats
1.890
10.750
1.000
9.500
10.890

Slide 38 - Drag question

Welke uitspraak is juist?
A
Als kosten toenemen, moet u een kostenrekening debiteren
B
Als kosten afnemen, moet u een kostenrekening debiteren
C
Als opbrengsten toenemen, moet u een opbrengstenrekening debiteren
D
Als opbrengsten afnemen, moet u een opbrengstenrekening crediteren

Slide 39 - Quiz

Door een eenvoudige aanpassing kunt u van uw inkoopboek een ............................. maken
A
Verkoopboek
B
Dagboek
C
Debiteurenboek
D
Crediteurenboek

Slide 40 - Quiz