Taalverzorging b en c Bijvoeglijk naamwoord/ werkwoordspelling

Taalverzorging b en c Bijvoeglijk naamwoord/ werkwoordspelling
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taalverzorging b en c Bijvoeglijk naamwoord/ werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Starttaak
Etui, planner, lesboek, leesboek, schrift open en laptop dicht op tafel.
  1. Welke bijvoeglijke naamwoorden gebruik jij met je vrienden die je ouders of docenten niet snel zouden gebruiken, of niet kennen? Maak een top 3
  2. Noteer de verbogen vorm  en de trappen van vergelijking van de bijvoeglijk naamwoorden uit jouw top 3.
  3. Klaar? Stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je hoe een bijvoeglijk naamwoord gevormd kan worden.
  • kun je de juiste vorm van een bijvoeglijk naamwoord maken
  • kun je bijzonderheden van bijvoeglijk naamwoorden uitleggen.

Slide 3 - Slide

Deze week
Maandag:Instructie bijvoeglijk naamwoorden 1B
Dinsdag: Start werkwoordspelling 1C
Vrijdag:Leesuur (A2C)

Weektaak 27 november

Leren: handboek 179- 179 en wwblad of blz 180-183
Maken: 1b  5 t/m 7 + oefenblad werkwoordspelling


Slide 4 - Slide

Starttaak Hoe ging jouw starttaak? 
  1. Eitje? Ga aan de slag met je weektaak volgens je opdrachtenboek.
  2. Tja, het komt me wel bekend voor, maar hoe het ook alweer zit....? Lees je handboek en ga vervolgens aan de slag met je weektaak in je opdrachtenboek
  3. ??? Doe mee met de instructie en maak zonodig aantekening.


Keuze 1 of 2....Bekijk je taak...denk na over je aanpak: Je kunt 10 -15 minuten geen vragen stellen. Je werkt stil en zelfstandig
Keuze 3..... Pak je schrift en open je handboek op pagina.

 Check leerdoelen: d.m.v een gezamelijke opdracht.

Leren: handboek 179- 179 en wwblad of blz 180-183
Maken: 1b 5 t/m 7 
Maken 1 C 2 t/m 8

Slide 5 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over (een eigenschap van) het zelfstandig naamwoord. 

Dit kan van alles zijn!

Slide 6 - Slide

Verbogen of niet?
Meestal heeft een bijvoeglijk naamwoord een onverbogen vorm (zonder -e) en een verbogen vorm (met een -e). 

We gebruiken meestal de verborgen vorm (met een -e), tenzij: 
- het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat; 
- het bijvoeglijk naamwoord bij een het-woord hoort, maar het lidwoord een gebruikt wordt. 

Slide 7 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is een bijzondere vorm van het bijvoeglijk naamwoord. Het geeft aan waar iets van is gemaakt. 

De meeste stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden eindigen op -en en kennen geen verborgen vorm. 

Veel 'nieuws' stoffen, waarvan de naam vaak uit het Engels afkomstig is, krijgen géén 
-en. 

Slide 8 - Slide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Als voltooide deelwoorden iets over een zelfstandig naamwoord zeggen, worden ze als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. 

Hierbij geldt één regel: we schrijven het zo kort mogelijk op!

Let op! Hierbij houden  we wel rekening met de uitspraak!

Slide 9 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 10 - Slide

Opdracht:
Bedenk 5 Suske en Wiske- titels die voldoen aan de volgende eissen:
  • Elke titel bestaat uit een bijvoeglijk naamwoord en een een meervoud die beginnen met dezelfde letter.
  • Gebruik een keer een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord, en een keer een voltooid of onvoltooid deelwoord.
  • Gebruik een keer de vergrotende en een keer de overtreffende trap.

Slide 11 - Slide

Starttaak
Etui, planner, lesboek, leesboek, schrift open en laptop dicht op tafel.

Zie jij of erger jj je zelfs weleens aan fouten in de werkwoordspelling?
Lees de  zinnen hiernaast  met verkeerd gespelde persoonsvormen.
a. Zet ze in volgorde van minst naar meest opvallend.
b. Kun jij een reden bedenken waarom sommige fouten je meer opvallen of ergeren dan andere?
c. Welke fouten maak je zelf ook af en toe?




1. Meer informatie vindt je op onze website.
2. Ik loopt peentjes te zweten.
3. Vind je trainer dat geen goed idee?
4. Hij zeg nooit wat over over zichzelf.
5. Ik wordt altijd erg blij van een bos bloemen.
6. Hoe gaat jij daarmee om dan?

 

Slide 12 - Slide

Deze week
Maandag:Instructie bijvoeglijk naamwoorden 1B
Dinsdag: Start werkwoordspelling 1C
Vrijdag:Leesuur (A2C)

Weektaak 27 november

Leren: handboek 179- 179 en wwblad of blz 180-183
Maken: 1b  5 t/m 7 + keuze 1C


Slide 13 - Slide

Aan het eind van de les kun je:
  • persoonsvormen in de tegenwoordige tijd en verleden tijd goed spellen;
  • voltooide deelwoorden goed spellen.
  • Engelse werkwoorden goed spellen

Slide 14 - Slide

1C Werkwoordspelling
https://docs.google.com/document/d/13DYA0QZ9q0v3B0A4iU9HHvW7r_qAPgprUQ8MViklEzc/edit

Slide 15 - Slide

Wat?

  • 1C  2 t/m 7



  • Meedoen met instructie
Hoe?

  • Zelfstandig, stil, geen vragen.
  • 20 -25 min.

Slide 16 - Slide

Op welke manieren kun je de persoonsvorm vinden?

Slide 17 - Open question

Spelling werkwoorden
Persoonsvorm             >           T.T.           
                                           >           V.T.        ik-vorm + te(n)/de(n)


Geen persoonsvorm   >           voltooid deelwoord             ('t Kofschip)
                                           >           bijvoeglijk naamwoord      (zo kort mogelijk)
                                      
  1. ik of jij/je erachter          = ik-vorm
  2. ev: jij/hij/zij/het                = ik-vorm + t
  3. mv: wij/jullie/zij               = hele werkwoord

Slide 18 - Slide

Sterke werkwoorden

Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed 
(en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de langermaakregel!).


Een lijst van de meest voorkomende sterke werkwoorden kun je via deze link vinden:

http://www.beterspellen.nl/website/index.php?pag=113

Slide 19 - Slide

Voltooid deelwoord (VD)

Begint vaak met BE-, GE-, VER- of ONT-.

Eindigt op:   -EN, -D, -T


Twijfel je tussen -d of -t,  gebruik dan weer  't ex-kofschip

Ik heb een Big Mac gegeten, want die was afgeprijsd.          

Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.           

Slide 20 - Slide

Onvoltooid deelwoord

geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.

Geeft aan hoe iets gebeurt.

Hele werkwoord + een D


Kwijlend nam ik een hap. 
Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.

Slide 21 - Slide

de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen

  1.  hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 22 - Slide

Gebiedende wijs

Wordt gebruikt als het om een  gebod of bevel gaat.

Staat op de eerste plaats in de zin.

Heeft geen onderwerp bij zich.

Altijd ik-vorm


Geef me een Big Mac!

Braad ze bruin, die frietjes!

Slide 23 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

staat vóór een zelfstandig naamwoord.

Is een VD of OD geweest.

Schrijf je zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -E erachter.


Ik eet mijn zojuist gekochtE Big Mac.

                                   BN van VD

Slide 24 - Slide

nu jij.....
evt Engels ww anders volgende week

Slide 25 - Slide

Bij de meeste  Engelse werkwoorden werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse zwakke werkwoorden.

Slide 26 - Slide

maar..... let op 

Slide 27 - Slide

Engelse werkwoorden:
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 28 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 29 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: joggen
A
jogde
B
joggete
C
joggte
D
jogte

Slide 30 - Quiz

Engelse werkwoorden
infinitief
stam
tt
vt
vd
werken
werk

ik werk
jij werkt
ik werkte
jij werkte
ik heb gewerkt
mailen
mail
ik mail
jij mailt
ik mailde
jij mailde
ik heb gemaild
daten
date

Slide 31 - Slide

Engelse werkwoorden

Slide 32 - Slide

pvtt of vd?

Wat gebeurt er volgens jou altijd?
gebeurt is ...
A
pvtt
B
vd

Slide 33 - Quiz

pvtt of vd?

Wie weet wat er vanavond gebeurd is?
gebeurd is ...
A
pvtt
B
vd

Slide 34 - Quiz

Kijk per zin of het werkwoord als een voltooid deelwoord of als bijvoeglijk naamwoord is opgeschreven. Sleep het juiste vakje naar de zin. 
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
De broek is gescheurd. 
Het verlichte standbeeld staat voor het station. 
De boom is omgehakt. 
De militairen brachten de bevrijde gijzelaars naar het hospitaal.


Slide 35 - Drag question

Schrijf het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op.

de (verwoesten) stad

Slide 36 - Open question

Ik kan......
  • persoonsvormen in de tegenwoordige tijd en verleden tijd goed spellen;
  • voltooide deelwoorden goed spellen.

Slide 37 - Slide

Trucjes

Als je er niet met de voorgaande regels uitkomt, dan kun je de verlengproef gebruiken voor het VD en OD.


De weerman heeft mooi weer voorspeld => voorspelde

De weerman keek zoekend rond => zoekende




Slide 38 - Slide

Trucjes

De infinitief, de gebiedende wijs en het bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk.


De weervrouw zal mooi weer voorspellen

Voorspel goed weer, weervrouw!

Het voorspelde goede weer bleef uit.        

Slide 39 - Slide