Spelling 8 - 5_4_3

1e woord

1 / 27

Slide 1: Open question

SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1e woord

Slide 1 - Open question

2e woord

Slide 2 - Open question

3e woord

Slide 3 - Open question

1e zin

Slide 4 - Open question

Meewerkend voorwerp

Slide 5 - Slide

MEEWERKEND VOORWERP

Aan of voor

Aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp?

Slide 6 - Slide

De verdediger geeft de bal aan de keeper.

Slide 7 - Open question

Ik heb een reep chocola meegenomen voor Jean Pierre.

Slide 8 - Open question

De meester liet de leerlingen het proefwerk zien.

Slide 9 - Open question

ONDERWERP

Slide 10 - Slide

ONDERWERP

Wie + PV?

Slide 11 - Slide

De bejaarde buurman reageert altijd heel erg chagrijnig.

Slide 12 - Open question

PERSOONSVORM

Slide 13 - Slide

PERSOONSVORM

Stap 0) Verdeel in korte zinnen

Maak de zin vragend.

Slide 14 - Slide

Sonja zat hijgend op haar fiets, want ze was behoorlijk laat.

Slide 15 - Open question

LIJDEND VOORWERP

Slide 16 - Slide

LIJDEND VOORWERP

Wie/wat + pv (gezegde) + onderwerp?

Slide 17 - Slide

We hebben een gum gekregen.

Slide 18 - Open question

WERKWOORDELIJK GEZEGDE

Slide 19 - Slide

WERKWOORDELIJK GEZEGDE

PV + alle werkwoorden in de zin

Slide 20 - Slide

Ik moet vanmiddag nog heel veel doen.

Slide 21 - Open question

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD

Slide 22 - Slide

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD

Woorden voor personen, zoals:

hij, wij, jullie, ik

Slide 23 - Slide

Hij heeft van zijn oma 10 euro gekregen.

Slide 24 - Open question

BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD

Slide 25 - Slide

BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD

Bijvoeglijk naamwoord wat aangeeft van wie iets is.

Slide 26 - Slide

Heeft hij jouw boek in het water gegooid?

Slide 27 - Open question