This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Woensdag 18 oktober
Woordenschat
Thema Eten
Slide 1 - Slide
Woordenschat
Slide 2 - Slide
af en toe
soms
zo nu en dan
een enkele keer
zin: Af en toe mogen wij op onze telefoon.
1
Slide 3 - Slide
afvallen
lichter worden
dunner worden
ik val af - wij vallen af
zin: Ik ben te dik. Ik moet nu afvallen.
2
Slide 4 - Slide
alle
iedereen
allemaal
alles
zin: Alle leerlingen zijn op school
zin: Breng alle laptops naar de laptopkast.
3
Slide 5 - Slide
de appel
groeit aan een boom
fruit
hard en rond
de appel - de appels
zin: Ik eet elke dag een appel.
zin:Appels zijn gezond.
4
Slide 6 - Slide
de appelsap
sap van appels
zin: Ik drink appelsap.
zin: Ik vind appelsap heel lekker.
5
Slide 7 - Slide
de banaan
een soort fruit
de banaan is krom en geel
de banaan - de bananen
zin: Ik eet een banaan.
zin:Bananen groeien in warme landen.
6
Slide 8 - Slide
Pak je laptop
Slide 9 - Slide
Wat betekent het woord: af en toe?
1
A
Zo nu en dan
B
altijd
C
nooit
D
stoppen
Slide 10 - Quiz
Deze man is te zwaar. De dokter zegt: "Je moet ........................"
2
A
afvallen
B
afspreken
C
afgeven
D
afbakken
Slide 11 - Quiz
............... leerlingen gaan naar huis.
Ik ga ................. appels opeten.
3
A
Alle
fruit
B
Alle
drinken
C
Alle
afvallen
D
Alle
alle
Slide 12 - Quiz
Waar zitten geen appels in?
4
A
B
C
D
Slide 13 - Quiz
Waar zie jij: appelsap
5
A
B
C
D
Slide 14 - Quiz
Welk woord?
nbanan
timer
0:20
6
A
banana
B
banaan
C
banan
D
benan
Slide 15 - Quiz
Wat is allemaal fruit?
A
appel, peer, lego, banaan
B
banaan, euro, peer, appel
C
peer, druiven, banaan, melk
D
banaan, peer, druiven, appels
Slide 16 - Quiz
Een banaan groeit aan een
A
boom, aan een trui
B
plant, aan een tros
C
grond, aan een trui
D
boom, aan een tros
Slide 17 - Quiz
Kies een vraag en geef antwoord. > Ik eet een appel omdat......... > Ik eet GEEN appel omdat ...........
Slide 18 - Open question
Wat is appelsap?
A
appels die oud zijn
B
sappen van de boom
C
sap van de appel
D
gevallen appels
Slide 19 - Quiz
Werkwoord: afvallen Wat is goed?
A
ik valt af, jij val af, hij/zij vallen af, wij vallen af
B
ik val af, jij valt, hij/zij valt af, wij vallen af
C
ik val af, jij valt af, hij/zij vallen af, wij vallen af
D
ik val af, jij vallen af, hij/zij vallen af, wij vallen
Slide 20 - Quiz
A) ............... leerlingen gaan naar huis. B) Ik ga ................. appels opeten. C) Ik eet elke dag een stuk ................ D) Een ...................... groeit aan een boom.
A
A) alle
B ) fruit
C) schrift
D ) appel
B
A ) alle
B ) gisteren
C ) appel
D ) kopje
C
A ) nu
B ) alle
C ) fruit
D ) mens
D
A ) alle
B ) alle
C ) fruit
D ) banaan
Slide 21 - Quiz
Wat betekent het woord: afvallen
Slide 22 - Open question
Wat betekent het woord : alle
A
iedereen
B
allemaal
C
alles
D
naam
Slide 23 - Quiz
3 voorbeelden van fruit
Slide 24 - Mind map
Het meervoud van: appel appelsap
A
apels, apelsapen
B
apels, appelsappen
C
appels, appelsapen
D
appels, appelsappen
Slide 25 - Quiz
En de baas zegt: Maar ja, ik heb ......................