Bacterien en schimmels 4.2 en 4.3

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Kenmerken van bacteriën

bacterien

• eencellig, celwand ,geen celkern
• voortplanting door deling
• nuttig (voedsel, yoghurt, medicijnen, insuline)
• schadelijk (voedselbederf, longontsteking, chlamydia)

schimmels

• organisme: eencellig (gist!!) / meercellig,
• cel: celwand, celkern
• voortplanting: sporen/deling
• nuttig: (voedsel, kaas, bier, wijn medicijnen, antibiotica)
• schadelijk: (voedselbederf, eczeem, candida)

Schimmels

Hebben een celkern

Hebben een celwand

Hebben geen plastiden

Hebben schimmels een celkern?

1. Ja
2. Nee

Hebben schimmels een celwand?

1. Ja
2. Nee

Zijn er schimmels met zetmeelkorrels?

1. Ja
2. Nee

Meercellige schimmels

Voortplanting door sporen

Uit een spore groeit een nieuwe schimmel

Schimmels hebben lange draden

Hebben schimmels draden?

1. Ja
2. Nee

Hoe planten meercellige schimmels zich voort?

1. Door deling
2. Door deling en sporen
3. Met sporen
4. Met zaden

Waaruit ontstaat een schimmel?

1. Uit een ei
2. In een baarmoeder
3. Uit een bacterie
4. Uit een spore

Schimmels

Eencelligen en meercelligen

Gist is een eencellige schimmel

Gisten planten zich voort door deling

Gisten zijn nodig voor brood, bier, wijn!

Champignons, schimmelkaas

zijn voorbeelden van meercellige (eetbare!) schimmels.

Hoe planten eencellige schimmels zich voort?

1. Door deling
2. Door deling en sporen
3. Met sporen
4. Met zaden

Salmonella is een:

1. Bacterie
2. Schimmel
3. Gist
4. Virus

Brood wordt gemaakt met hulp van een

1. Schimmel
2. Bacterie

Gist is een

1. ééncellige schimmel
2. meercellige schimmel
3. ééncellige bacterie
4. meercellige bacterie

Aan de slag

Maken opdrachten (4.1 en 4.2) en 4.3 

(zoek de antwoorden in je boek!!)

Klassikaal bespreken van de opdrachten 4.1 t/m 4.3 

Noteren van huiswerk en maken 4.2 en 4.3