1. rekenen

Startopdracht les
1. Zet je tas op de grond.
2. Pak je tablet eruit (niet opstarten)
3. Pak je werkboek, rekenmachine en pen.
3. De rest van tafel.
4. Wacht rustig tot dat we starten.
1 / 50
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Startopdracht les
1. Zet je tas op de grond.
2. Pak je tablet eruit (niet opstarten)
3. Pak je werkboek, rekenmachine en pen.
3. De rest van tafel.
4. Wacht rustig tot dat we starten.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Economie 
Economie 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
1. Terugblik vorige les - voorkennis her activeren lesstof
2. Terugblik vorige les - huiswerk + controle
3. Uitleg Hoofdstuk 1 - reken paragraaf blok 1
4. Zelfstandig werken reken paragraaf 
5. Uitleg Hoofdstuk 1 - reken paragraaf - blok 2
6. Zelfstandig werken  reken paragraaf
7. Afsluiting

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De online omgeving
        Lesson up                                                Teams

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Herhaling vorige les




Herhaling vorige les
1.4 Help, de prijzen stijgen!

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
1.4
Aan het einde van deze les weet je...

...wat een indexcijfer is en hoe het te berekenen.  + Verdieping: CPI icm inflatie
... wat een reëel inkomen (koopkracht) is en hoe het te berekenen. (loon icm CPI/prijs/inflatie)
... begrippen prijscompensatie en -spiraal.




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Bereken het CPI
LET OP denk aan de stappen van vorige les.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions


De inflatie in Nederland wordt door het CBS gemeten aan de hand van de consumentenprijsindex (CPI).

→ Geef een reden waarom de wegingsfactor voor elke bestedingscategorie verschilt.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

CPI 2016 = 106,7
CPI 2017 = 109,2
Hoeveel procentpunt zijn de prijzen veranderd? En is dit inflatie of deflatie.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Wat betekent het als het reëel inkomen met 2% stijgt?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Anko's loon steeg in 2016 met 2,7%. Zijn koopkracht nam dat jaar met 2,1% toe. In 2015 was er in Nederland ....% inflatie/deflatie

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

als je prijscompensatie van je werkgever krijgt...
A
Gaat jouw koopkracht er op vooruit
B
Gaat jouw koopkracht er op achteruit
C
dan blijft je koopkracht hetzelfde
D
--

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste volgorde van het loon-prijsspiraal?
A
Inflatie - Prijscompensatie - Loonkosten stijgen - Inflatie
B
Inflatie - Loonkosten stijgen - Inflatie - Prijscompensatie
C
Prijscompensatie - Inflatie - Loonkosten stijgen - Inflatie
D
Inflatie -Loonkosten stijgen - Prijscompensatie - Inflatie

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk
timer
8:00
Wat ga je doen
HW controle + Controle antwoorden
+ vragen stellen 
Hoe ga je dit maken?
Keuze 1 :
Klassikaal vragen stellen en nakijken

Keuze 2:
Zelfstandig nakijken via teams antwoorden
Ben je klaar?
Bekijk alvast rekenparagraaf
LET OP! 
Stoplicht

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

4 mavo
Rekenparagraaf

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 1
Inkomen en welvaart


...


Rekenparagraaf

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Rekenen hoofdstuk 1
Aan het einde van deze les weet je... 
  1. Met procenten een getal te berekenen.
  2. Een percentage berekenen
  3. stijging of daling met een groeifactor
  4. Stijging of daling in procenten
  5. met indexcijfers berekenen
  6. CPI berekenen
  7. Reële stijging of daling berekenen.





Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Reken met procenten
1. Te berekenen aantal of bedrag
Optie 1                                 percentage : 100 x totaal
Optie 2                                totaal : 100 x percentage
Optie 3                                Gebruik maken van een verhoudingstabel

Bijvoorbeeld opgave  1 en 2

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Reken met procenten
2. Percentage uitrekenen
Optie 1                                 gevraagde aantal : totaal x 100
Optie 2                                deel : geheel x 100
Optie 3                                Gebruik maken van een verhoudingstabel

Bijvoorbeeld opgave 3 tm 5

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Reken met procenten
3. stijging of daling MET groeifactor
Toename                          Groeifactor = 1 + (%/100)
Afname                             Groeifactor = 1 - (%/100)

Formule                            oude aantal/bedrag x groeifactor = 


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Reken met procenten
4. Procentuele stijging of daling
Optie 1                                 (nieuw - oud) : oud x 100
Optie 2                                verschil : oud x 100
Optie 3                                Gebruik maken van een verhoudingstabel

Bijvoorbeeld opgave 8 tm 11

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Maakwerk
timer
20:00
Wat ga je doen
Maken paragraaf rekenen
Opdrachten 1  t/m 11
Hoe ga je dit maken?
Zelfstandig

Vragen? kom naar de uitleg tafel.
1 per keer
Ben je klaar?
Kijk alvast vooruit naar hoofdstuk 2 
LET OP! 
Stoplicht

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

rustmoment
timer
5:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Challenge
Reken elkaar eruit

1 vs 1

Elk keer iemand anders.

Tot dat er een over blijft.

HOE GOED BEN JIJ IN TAFELS en KEERSOMMEN!

Slide 24 - Slide

https://www.sommenprinter.nl/basisrekenenvermenigvuldigen.php


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Rekenen met Indexcijfers
5. standaard indexcijfers
Nieuw getal: getal basisjaar x 100

Denk er bij indexcijfers aan dat je er niets achter of voor schrijft.

Bijvoorbeeld opgave  12 en 13

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Rekenen met Indexcijfers
6. Consumentenprijsindex (samengesteld gewogen)
Stappen om het cpi te berekenen:

  1. Vermenigvuldig het indexcijfer van iedere artikelgroep met de bijbehorende wegingsfactor. 
  2. Tel alle uitkomsten van stap 1 bij elkaar op. 
  3. Deel je uitkomst van stap 2 door het totaal van alle wegingen  

Je uitkomst is het consumentenprijsindexcijfer.
Bijvoorbeeld opgave 14 en 15


Slide 27 - Slide

This item has no instructions

7. Reëel inkomen stijging of daling
Reëel inkomen = hoeveel kan je kopen met het inkomen dat je hebt vergeleken met de prijzen.

Reëel inkomen = nominaal inkomen - inflatie
Reëel inkomen = nominaal inkomen + deflatie

Bijvoorbeeld opgave 16 t/m 18
Schrijf op!
Let op!  In procenten

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Maakwerk
timer
20:00
Wat ga je doen
Maken paragraaf rekenen
Opdrachten 12 t/m 18
Hoe ga je dit maken?
Zelfstandig

Vragen? kom naar de uitleg tafel.
1 per keer
Ben je klaar?
Kijk alvast vooruit naar hoofdstuk 2 
LET OP! 
Stoplicht

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Hoe vond je de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

This item has no instructions

De volgende les wil ik graag....
Meer uitleg
Meer zelfstandig werken
Meer afwisseling in de les
Meer iets actiefs doen
Meer uit het werkboek werken

Slide 32 - Poll

This item has no instructions

Huiswerk

Neem je spullen mee!!



Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Eindopdracht les
  1. Pak je spullen in.
  2. Blijf zitten
  3. Wacht rustig tot de bel.
  4. Schuif je stoel aan de bel gaat.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

3. Groeifactor
Bij een toename deel je het percentage door 100 en tel je dit getal bij 1 op. 

Bijvoorbeeld: 
  1. Toename is 34% 
  2. Komma getal 34/100 = 0,34  
  3. Groeifactor 1 + 0,34  = 1,34

Bij een toename is de groeifactor altijd groter dan 1.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

3. Groeifactor (2)
Bij een afname deel je het percentage ook door 100, maar trek je dit getal af van 1. 

Bijvoorbeeld: 
  1. Afname is 21% 
  2. Komma getal 21/100 = 0,21
  3. Groeifactor 1 - 0,21  = 0,79
In het geval van een afname ligt de groeifactor tussen de getallen 0 en 1.
De groeifactor is een positief getal, dus altijd groter dan 0.


Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Omrekenen
week naar maand/maand naar week
Week naar maand                                           bedrag x 52 : 12

Maand naar week                                            bedrag x 12 : 52

Bijvoorbeeld opgave 32 van 1.3

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Formules

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Reservering per maand

Benodigde bedrag : aantal maanden

Bijvoorbeeld opgave 34 van 1.3

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Belangrijk!
Een jaar heeft:
365 dagen
52 weken
12 maanden
4 kwartalen (één kwartaal is dus 3 maanden)

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Samengesteld ongewogen indexcijfer =
SOM van alle indexcijfers
aantal indexcijfers

Samengesteld gewogen indexcijfer =
indexcijfer A × weging + indexcijfer B × weging
SOM van alle wegingsfactoren

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk!

Lees de theorie en begrippen op bladzijde 14 t/m 17


Maak de opdrachten 17 t/m 28

 Vul de samenvatting op blz 17 in

 Oefenopgaven 10 t/m 20 blz 29



Maak de opdrachten rekenen 
1 t/m 19 blz 32-33

Slide 50 - Slide

This item has no instructions