VTH 2, les 1 2024 modulair

Verpleegtechnische handelingen 2



Verrichtingen, risicovolle handelingen en voorbehouden handelingen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Verpleegtechnische handelingen 2



Verrichtingen, risicovolle handelingen en voorbehouden handelingen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

VTH 2

Week 1: Medicatie herhaling, Herhaling injecteren subcutaan & im.
                Maagsonde inbrengen
Week 2: Medicatie toets, Farmacologie, herhaling maagsonde + voedingspomp
Week 3: Wonden & compressie zwachtelen
Week 4: Stomazorg, darmspoeling
Week 5: Katheterzorg en blaasspoeling
Week 6: Herhaling + aftekenen van stoma en katheter, monsters afnemen
Kerstvakantie
Week 7: Zuurstof en foutmeldingen (MIP, MIC, MIM, FONA)
Week 8 & 9: Praktijktoets
Week 10: Kantelweek




























Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
controle, rapportage, bijwerkingen, vermalen van medicijnen, geven met appelmoes, medicatie wel/niet samen geven, nuchter etc
                                        Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je benoemen:

  • Ik kan minimaal 3 soort medicatievormen benoemen
  • Ik kan minimaal 3 soorten van toediening benoemen 
  • Ik weet wat de regel van 5 is en kan deze opnoemen
  • Ik kan 5 risico's van medicatiegebruik benoemen
  • Ik weet wat bijwerkingen van medicatie zijn en waar je dit terug kunt vinden
  • Ik kan volgens protocol subcutaan injecteren
  • Ik kan  volgens protocol intramusculair injecteren 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Medicatie 
Basiskennis

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Regelen en voorschriften
 Geneesmiddelenwet regelt in Nederland zaken rondom de productie, de handel, het voorschrijven en verstrekken van geneesmiddelen. De wet bevat ook voorschriften om een veilig gebruik van geneesmiddelen te stimuleren.

Opiaten zijn pijnstillende middelen die verslavend kunnen werken, zoals opium, morfine, cocaïne, heroïne en methadon. Deze medicijnen vallen onder de Opiumwet.


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Geneesmiddelenwet
  • Op recept
  • Zonder recept, alleen in apotheek
  • Zonder recept, alleen in apotheek of drogist
  • Zonder recept, algemeen verkrijgbaar

Arts moet op de hoogte zijn van de eigenschappen van medicatie.
Arts moet de patiënt voorlichten.
Arts en patiënt bepalen wat de meest geschikte toedieningsvorm is.



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Welke vormen en toedieningsvormen van medicatie ken jij?

Schrijf minimaal 2 soorten op
een Post-It en plak deze op het bord.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag, maar pas in de dunne darm vrijkomt. Hierdoor kan het maagzuur het medicijn niet aantasten.
Deze medicijnen mogen nooit gekauwd, gebroken of gemalen worden.

Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin de geneesmiddelen zijn verwerkt. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen.


  • Oraal --> tablet, dragee, capsule, poeder, drank
  • Rectaal --> zetpil
  •  Transcutaan --> pleisters, zalf
  • Vaginaal
  • Sublinguaal --> spray onder de tong
  • Intraveneus
  • Intramusculair
  • Subcutaan
  • Neus /  oog / oor
  • Inhalatie

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Medicatieproces
  1. Voorschrijven medicatie door arts op recept (3 maanden geldig)
  2. Klaarmaken en afleveren medicatie door apotheek
  3. afspraken maken met de cliënt over verantwoording
  4. uitzetten van medicatie
  5. aanreiken van medicatie
  6. inname van medicatie door cliënt
  7. registreren en aftekenen van medicatie
  8. Signaleren en rapporteren van (bij)werkingen
  9. Evaluatie van de behandeling
  10. overdracht van medicatie bij verhuizing van de cliënt

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Medicatie & ouderen
Problemen bij inname door:


  • Slikproblemen
  • Visusproblemen
  • Coördinatieproblemen
  • Verwardheid

Oefenopdracht: geef per probleem 1 reden aan waardoor het een probleem is. Bijvoorbeeld visusprobleem vanwege slechtere ogen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Altijd in originele verpakking
< Baxter 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Extra waarschuwingsstickers

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Baxterzakjes 
Op medicatie geleverd in baxterzakjes staat vermeld:

  • Datum
  • Tijd van inname
  • Naam en geboortedatum cliënt
  • Medicijn: naam, sterkte, vorm en kleur

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Welke medicijnen zitten niet in de baxter?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Losse medicijnen
Zalf, pleister, poeder, inhalatiemedicatie, zetpillen, chemotabletten, antibioticakuur, antistollingsmedicatie trombosedienst

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Risico's medicijngebruik
  • Bijwerkingen
  • Ophoping medicijn
  • Interactie
  • Verslaving
  • Gewenning/tolerantie

Slide 18 - Slide

Bijwerkingen:
Niet gewenste en schadelijke effecten van een geneesmiddel
waarvan de gebruikelijke dosering is gegeven

Cumulatie: Wanneer het middel te vaak
wordt gegeven is de vorige
dosis nog niet voldoende
uitgescheiden en stijgt de
plasmaconcentratie
vootdurend. Dan ontstaat
ophoping of cumulatie van
het geneesmiddel tot
toxische of zelfs lethale
dosis

interactie:
Een wisselwerking tussen medicijnen die tot verandering in de werking en bijwerkingen kunnen leiden

gewenning: Je lichaam went aan het medicijn en je hebt een steeds hogere dosis nodig om hetzelfde effect te ervaren.


Bijsluiter
  • Samenstelling
  • Indicatie: waar wordt het middel voor gegeven?
  • Werking
  • Dosering 
  • Bijwerkingen
  • Gebruik tijdens zwangerschap
  • Wijze van inname
  • Waarschuwingen 
  • Werkzame stof en hulp/vulstoffen
Alles moet benoemd worden op bijsluiter i.v.m.
overgevoeligheid

Slide 19 - Slide

waarschuwingen
Met welke geneesmiddelen gaat het middel
niet goed samen
• Niet innemen met melk, grapefruitsap…

• Wanneer kun je het beter niet innemen
(contra-indicatie)

hulpzame stoffen of vulstoffen
bijvoorbeeld zetmeel
Checks: Bijsluiter
Farmaceutisch kompas (app)

5 j's
  • Juiste client
  • Juiste medicijn
  • Juiste tijd
  • Juiste hoeveelheid en dosering
  • Juiste wijze

Datum!! En evt. interactie met andere medicijnen




Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Tijd voor kennis testen!

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

De zorgverlener die medicijnen gereedmaakt moet ........ zijn
A
bevoegd
B
bekwaam
C
bevoegd en bekwaam
D
niet bevoegd en bekwaam

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Capsule

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Deze medicijnvorm noemen we
A
Dragee
B
Tablet
C
Zetpil
D
Smelttablet

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Smelttablet
D
Capsule

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Deze medicijnvorm noemen we
A
Drank
B
Klsyma
C
Gel
D
Spray

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Deze medicijnvorm noemen we
A
Gel
B
Klysma
C
Drank
D
Druppelvloeistof

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Deze medicijnvorm noemen we
A
Tablet
B
Dragee
C
Bruistablet
D
Smelttablet

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Paracetamol is een
A
Uitsluitend op recept - medicijn
B
Niet recept plichtig -medicijn
C
Homeopathisch middel
D
Alternatief geneesmiddel

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Echinaforce is een
A
Uitsluitend op recept - medicijn
B
Niet recept plichtig -medicijn
C
Homeopathisch middel
D
Alternatief geneesmiddel

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Fosinopril (bloeddrukverlager) is een
A
Uitsluitend op recept - medicijn
B
Niet recept plichtig -medicijn
C
Homeopathisch middel
D
Alternatief geneesmiddel

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Oraal betekent..
A
medicijnen via de anus
B
medicijnen via de huid
C
medicijnen via een injectie
D
medicijnen via de mond

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

een reactievermogen sticker is....
A
blauw
B
wit
C
groen
D
geel

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Medicatie uitzetten
- dubbel check  (apotheek)
- baxtersysteem 
- aftekenen van medicatie
Fouten bij medicatie 
MIC melding (instelling moet fouten bijhouden)

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Injecteren casus
  • Maak tweetallen
1  injecteert intramusculair en de ander subcutaan
  • Zoek het protocol op
  • Verzamel de benodigdheden
  • Voer uit
  • Ruim op
  • Vraag een tip en een top







Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Neus-maagsonde inbrengen
  • Uitleg
  • Oefenen





Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen behaald?
  • Ik kan minimaal 3 soort medicatievormen benoemen
  • Ik kan minimaal 3 soorten van toediening benoemen
  • Ik weet wat de regel van 5 is en kan deze opnoemen
  • Ik kan 5 risico's van medicatiegebruik benoemen
  • Ik weet wat bijwerkingen van medicatie zijn en waar je dit terug kunt vinden
  • Ik kan volgens protocol subcutaan injecteren
  • Ik kan volgens protocol intramusculair injecteren 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

Hoe vond je de les? Hoe zit je er nu bij? Waarom?