We doen een quiz. Degene met de meeste goede antwoorden wint een overheerlijke stroopwafel.
Na elke vraag volgt een korte uitleg, probeer het te begrijpen en te onthouden (schrijf mee!).
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Herhaling H2.1
Goede Tijden, Slechte Tijden
We doen een quiz. Degene met de meeste goede antwoorden wint een overheerlijke stroopwafel.
Na elke vraag volgt een korte uitleg, probeer het te begrijpen en te onthouden (schrijf mee!).
Slide 1 - Slide
Waarom wordt de Centrale Bank de 'Bank der Banken' genoemd?
A
omdat het de grootste bank is
B
omdat het de duurste bank is
C
Omdat andere banken hier geld kunnen lenen en storten
D
De naam heeft geen betekenis
Slide 2 - Quiz
De koopkracht stijgt als je voor dezelfde prijs een betere kwaliteit TV kunt kopen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
Een inflatie (ruim) hoger dan 2% is positief voor de economie.
A
onjuist
B
juist
Slide 4 - Quiz
Welke van onderstaande zaken is NIET het gevolg van stijgende inflatie.
A
consumptie neemt af
B
economie groeit minder hard
C
bedrijven gaan meer investeren
D
werkgelegenheid neemt af
Slide 5 - Quiz
Waar staat de afkorting CPI voor en wat betekent het?
A
consumentenprijsindicator, deze geeft de mate van koopbereidheid weer
B
consumentenprijsindexcijfer, deze geeft de mate van consumentenvertrouwen weer
C
consumentenprijsindexcijfer, deze geeft de mate van prijswijzigingen weer
D
consumentenprijsindicator, deze geeft de mate van prijswijzigingen weer
Slide 6 - Quiz
I er is een voor banken positieve rentemarge als de spaarrente hoger is dan de leenrente II de hypotheekrente is altijd hoger dan de rente voor consumptief krediet
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
alleen I juist
D
alleen II juist
Slide 7 - Quiz
I banken willen zoveel mogelijk krediet verlenen II Door de rente op spaargeld te verlagen en de rente op leningen te verhogen kan een bank de rentemarge verlagen
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
alleen I juist
D
alleen II juist
Slide 8 - Quiz
Als banken meer liquide middelen moeten aanhouden dan zal dit de marges van banken onder druk zetten.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Banken zullen om te voldoen aan de liquiditeitseis van de centrale bank niet snel de rekening-courant tegoeden verlagen.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Een kasreserve is het deel van de tegoeden dat de banken bij de centrale bank in reserve moeten aanhouden.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
De hoogte van de kasreserve van banken heeft effect op de maatschappelijke geldhoeveelheid.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
In Nederland is er sprake van een verplichte kasreserve om zo de kans op een nieuwe kredietcrisis zo klein mogelijk te maken.
A
wel een verplichting maar niet om deze reden
B
nee dit is onjuist, er is geen verplichting
C
dit is juist
Slide 13 - Quiz
De Refi-rente is de rente die banken betalen aan de centrale bank als ze geld lenen van de centrale bank.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quiz
De refi-rente wordt ook wel herfinancieringsrente genoemd omdat deze rente wordt gebruikt voor het oversluiten van hypotheken.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
Wil de centrale bank met een refi-rente van 0% de inflatie stimuleren of ontmoedigen?
A
ontmoedigen
B
stimuleren
C
geen van beiden
D
allebei, afhankelijk van de situati
Slide 16 - Quiz
Bij een refi-rente van 0% is er een kans dat banken te weinig liquide middelen zullen krijgen doordat bij inflatie iedereen gaat sparen.
A
nee dit klopt niet, bij inflatie zullen mensen meer gaan sparen
B
nee dit klopt niet, banken hebben nooit te weinig liquide middelen
C
ja dit is juist
D
nee dit klopt niet, bij inflatie gaan mensen meer lenen
Slide 17 - Quiz
I: stijging rente zorgt voor daling inflatie II: stijging inflatie zorgt voor stijging sparen
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
alleen I juist
D
alleen II juist
Slide 18 - Quiz
Een stijging van de kredietverlening door banken hoeft niet te zorgen voor een stijging van de economie als gezinnen geen vertrouwen in de economie hebben.
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
Tijdens een economische recessie kunnen bij een lage rente toch de besparingen toenemen.
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
I: een daling van de eigen wisselkoers kan leiden tot inflatie. II: een stijging van de wisselkoers kan leiden tot deflatie.
A
beide juist
B
beide onjuist
C
alleen I juist
D
alleen II juist
Slide 21 - Quiz
Door lage wisselkoersen wordt een land goedkoop voor andere landen. Daardoor stijgt de import en daalt de export.
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quiz
De centrale bank zal voorzichtig zijn met het verkopen van eigen valuta omdat dit kan leiden tot sterke inflatie als gevolg van het verkleinen van de geldhoeveelheid.