This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Planning H7
Toets 7.1, 7.2 en 7.3 (telt 4x mee)
Dossier: onderzoek naar je eigen omgeving (telt 2x mee)
Slide 2 - Slide
Planning
Uitleg 7.1
Uitleg dossieropdracht 1
Opdrachten maken OF dossier
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Noem iets uit het filmpje dat je nog niet wist.
Slide 6 - Open question
Als je mocht kiezen waar in Nederland je zou willen wonen, waar zou dat dan zijn? Waarom daar?
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Leerdoelen H7 Les 1
Na deze les kunnen jullie:
Het verschil verklaren tussen een wijk en een buurt.
De 5 kenmerken van het ruimtegebruik (inrichting) benoemen.
Verschillende typen woningen benoemen.
Slide 9 - Slide
Eigen omgeving
Het gebied rond je eigen huis waar je bijna dagelijks komt.
Slide 10 - Slide
Wijk of een buurt?
Wijk: een deel van een dorp of een stad.
Slide 11 - Slide
Wijk of een buurt?
Wijk: een deel van een dorp of een stad
Buurt: een deel van een wijk
Slide 12 - Slide
Kenmerken van de eigen omgeving
Wonen
Werken
Verkeer
Recreatie
Voorzieningen
Voorzieningen = Iets waar alle bewoners van een wijk gebruik van kunnen maken (winkel, school, bibliotheek, dokterspraktijk, park, speeltuin)
Slide 13 - Slide
Inrichting
Wonen
Deze buurt in het stadsdeel oost van Amsterdam, noemt men de indische buurt. Door de nederlandse koloniale geschiedenis met Indonesië, zijn veel straten vernoemd uit die tijd.
Voorziening
Onder de appartementen op de hoek van de straten zie je vaak dat een woning is gebruikt als voorziening. Hier zien we een klein bakkertje met turkse roots.
Verkeer
Iedere buurt staat verbonden met de hoofdstraat die meerdere buurten met elkaar verbindt. Deze straten zijn de aders van de buurten, mensen maken hier dagelijks veel gebruik van.
Recreatie
Aan de straten heeft de gemeente publieke voorzieningen geplaatst, waar iedereen gebruik mag maken. Hier staan bijvoorbeeld bankjes waar mensen even kunnen zitten, om bijvoorbeeld met elkaar te, praten rusten, sporten, of te genieten van het weer. Bankjes hebben ook een verbindende functie, het brengt mensen bij elkaar.
Werken
Op de hoek van de straat zijn een aantal bedrijven gevestigd (Taxicentrale,Calcenter). Deze bedrijven zorgen ervoor dat mensen vanuit de buurt of verder kunnen werken.
Inrichting = het gebruik van de ruimte voor: wonen, werken, verkeer, voorzieningen en recreatie. Heet ook ruimtegebruik.
Ruimtelijke ordening = Het maken van plannen voor de inrichting van een gebied.
Slide 14 - Slide
?
?
Slide 15 - Slide
Hoogbouw, meergezinswoningen
Laagbouw,
eengezinswoning
Slide 16 - Slide
Woonhuis kopen of huren?
Koopwoning: eigendom, na afbetaling hypotheeklening is de woning van jou.
Huurwoning: geen eigendom, geen zorgen, groot onderhoud door eigenaar(huurbaas, woningcorporatie), geen risico waardedaling.
Slide 17 - Slide
Begrijp je het?
Slide 18 - Slide
Je eigen omgeving is het gebied rond je huis waar je dagelijks komt
timer
0:15
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
Wat is geen voorziening?
timer
0:15
A
ziekenhuis
B
school
C
winkels
D
rivier
Slide 20 - Quiz
Wat is GEEN kenmerk van ruimtegebruik?
timer
0:15
A
Verkeer
B
Woning
C
Voorzieningen
D
Parken
Slide 21 - Quiz
Welke woorden horen er bij dit plaatje?
A
Eengezinswoningen
B
Meergezinswoningen
C
Laagbouw
D
Hoogbouw
Slide 22 - Quiz
Wat is het verschil tussen een koopwoning en een huurwoning?
Het verschil verklaren tussen een wijk en een buurt.
Een wijk is een deel van een dorp of een stad. Een wijk bestaat uit verschillende buurten. Een buurt is dus een deel van een wijk.
De 5 kenmerken van het ruimtegebruik (inrichting) benoemen.
Wonen, werken, verkeer, recreatie, voorzieningen
Verschillende typen woningen noemen.
Laagbouw zijn woningen die max 2/3 verdiepingen heeft (eengezinswoning), hoogbouw heeft meerdere verdiepingen (flat, appartementencomplex)(meergezinswoning).
Een koopwoning wordt eigendom door een lening (hypotheek), een huurwoning huur je voor langere tijd