This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Herhaling fictie
Slide 1 - Slide
Wat betekent fictie?
A
verzonnen verhalen
B
niet verzonnen verhalen
Slide 2 - Quiz
Wat is fictie?
A
biografie
B
realistisch verhaal
C
auto-biografie
D
documentaire
Slide 3 - Quiz
De drie soorten fictie zijn:
A
gedichten, romans en korte verhalen
B
toneel. poëzie en gedichten
C
proza, poëzie, toneel
D
proza, romans en gedichten
Slide 4 - Quiz
Noem minimaal 3 genres
Slide 5 - Open question
Wat betekent non-fictie?
A
verzonnen
B
niet verzonnen
Slide 6 - Quiz
Een biografie is geschreven door
A
de persoon over wie het gaat
B
door een andere persoon
Slide 7 - Quiz
Is dit boek een biografie of een autobiografie? Leg uit waarom.
Slide 8 - Open question
Dit boek valt onder:
A
fictie
B
non-fictie
Slide 9 - Quiz
Wie maken een karakterontwikkeling door in een verhaal?
A
de held of schurk in strips, films
B
bijfiguren in boeken en films
C
hoofdpersonen in een roman
D
bijfiguren in een roman
Slide 10 - Quiz
De tijd verloopt rechtlijnig: ons leven begint met onze geboorte, verloopt van het ene moment naar het volgende en eindigt met onze dood.
Hoe noem je deze tijdsvolgorde?
Slide 11 - Open question
Een schrijver kan van het heden teruggaan in de tijd.
Hoe noem je het als de hoofdpersoon opeens terugdenkt aan vroeger?
Slide 12 - Open question
Filmtrailer 'De tweeling'
Bekijk de filmtrailer en beantwoord de vragen
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Wat gebeurt er in deze trailer met de tijd?
A
grote stukken tijd overgeslagen
B
er wordt vooruit gekeken naar de toekomst (flash-forward)
C
je ziet steeds flashbacks naar het verleden
Slide 15 - Quiz
Wat is het doel van dit tijdseffect?
A
er wordt meer spanning in het verhaal gebracht
B
de film kan het verhaal van een heel leven vertellen
C
de film laat zien wat de oorzaak is van een bepaalde situatie
Slide 16 - Quiz
Filmtrailer 'Ratatouille'
Bekijk de trailer en beantwoord de vragen
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Wat gebeurt er in deze trailer met de tijd?
A
je ziet steeds flashbacks naar het verleden
B
de tijd lijkt stil te staan
C
er worden grote stukken tijd overgeslagen
Slide 19 - Quiz
Wat is het doel van dit tijdseffect?
A
er wordt meer spanning in het verhaal gebracht
B
de film kan het verhaal van een heel leven vertellen
C
de film laat zien wat de oorzaak is van een bepaalde situatie
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Video
Wat heeft de filmer allemaal gedaan om de kijker te helpen, zich in te leven in het verleden? Schrijf zoveel mogelijk voorbeelden op die je in de trailer ziet,
Slide 22 - Open question
Wat wordt bedoeld met de 'plaats' waar een verhaal zich afspeelt?
Slide 23 - Open question
Wat wordt bedoeld met 'ruimte'?
Slide 24 - Open question
Waarom besteden sommige schrijvers veel tijd aan het beschrijven van de omgeving?
Slide 25 - Open question
Welke vertelperspectieven ken je?
Slide 26 - Open question
Wat wordt bedoeld met een 'open plek' in een verhaal?
Slide 27 - Open question
Tijdens het avondeten hoorden mijn ouders me uit over hoe mijn dag was geweest. Toen vroeg mijn vader ook: 'Wat voor jongen is dat, die naast je zit?' 'Weet ik veel', zei ik. 'Gewoon, een jongen.'
A
ik-perspectief
B
hij/zij-perspectief
Slide 28 - Quiz
'Wat doet hij hier?' Joeys vader wees naar Adil. Daarna keek hij de kleedkamer rond, op zoek naar Joey. Door zijn woede had hij niet gezien dat die gewoon naast Adil zat. Joey begreep wel dat hij degene was die hier antwoord op moest geven. 'Ehm...Adil traint met ons mee.'