Quiz H1 t/m H5 Criminaliteit (BK)

Quiz over Criminaliteit
Basis H1 t/m H5
Kader H1 t/m H5
1 / 32
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Quiz over Criminaliteit
Basis H1 t/m H5
Kader H1 t/m H5

Slide 1 - Slide

Wat is een goede omschrijving van criminaliteit?
A
Asociaal gedrag.
B
Alle overtredingen die in de wet staan.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Strafbare feiten die minder erg zijn.

Slide 2 - Quiz

En celstraf bij een overtreding noemen we:
A
Gevangenisstraf
B
C
Hechtenis
D
Prison break

Slide 3 - Quiz

Overtredingen worden behandeld door
A
Politierechter
B
Kantonrechter
C
Meervoudige kamer

Slide 4 - Quiz

Mees (10 jaar) steelt een snoepje bij de Jamin. Hij wordt bestraft volgens het jeugdstrafrecht.
Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Iemand van 20 jaar kan nog via het jeugdstrafrecht veroordeeld worden
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Wat is NIET waar over het jeugdstrafrecht?
A
Onder de 12 word je niet strafrechtelijk vervolgd
B
Rechtszaken zijn niet openbaar
C
16- of 17-jarigen krijgen maximaal 2 jaar jeugddetentie
D
Van 18-25 kun je alsnog volgens het minderjarigenstrafrecht worden berecht

Slide 7 - Quiz

Na een overval op onze school durft Klaas niet meer naar school. Dit is een voorbeeld van:
A
Immateriële gevolgen van criminaliteit
B
Materiele gevolgen van criminaliteit

Slide 8 - Quiz

Anita is erg boos als ze er achter komt dat haar portemonnee gestolen is. Dit is een voorbeeld van:
A
Materiele gevolgen van criminaliteit
B
Immateriële gevolgen van criminaliteit

Slide 9 - Quiz

Een directeur en een vuilnisman hebben hetzelfde delict gepleegd.
Beiden krijgen precies dezelfde straf.
Welk begrip past hier het beste bij?
A
Rechtshandhaving
B
Rechtszekerheid
C
Rechtsgelijkheid

Slide 10 - Quiz

Je moet erop kunnen vertrouwen alle verdachten dezelfde behandeling krijgen
A
rechtsgelijkheid
B
rechtszekerheid
C
rechtshandhaving

Slide 11 - Quiz

Risico-
factoren
Beschermende
factoren
Onveilige opvoeding
Problematisch drank- of drugsgebruik
Hebben van een baan
Sociale vaardigheden
Onderdeel zijn van een hecht gezin
Groepsdruk
Gedrags- of psychische problemen

Slide 12 - Drag question

Anita moet een nieuwe portemonnee kopen omdat haar vorige is gestolen. Dit is een voorbeeld van:
A
Materiele gevolgen van criminaliteit
B
Immateriële gevolgen van criminaliteit

Slide 13 - Quiz

Misdrijf
Overtreding
Je krijgt een aantekening op je strafblad
Je zaak wordt behandeld door de politierechter of meervoudige kamer
Je krijgt maximaal  1 jaar hechtenis
Je zaak wordt behandeld door de kantonrechter
Wildplassen, door rood fietsen
Diefstal, inbraak

Slide 14 - Drag question

Wat is een kenmerk van een rechtstaat?
A
1 iemand heeft de macht
B
De burgers hebben grondrechten die in een grondwet staan.
C
er zijn geen onafhankelijke rechters.

Slide 15 - Quiz

Welke drie machten kennen wij in onze democratische rechtsstaat?
A
Landmacht, luchtmacht en politiemacht
B
Uitvoerende macht, wetgevende macht en rechterlijke macht
C
Uitvoerende macht, controlerende macht en instemmende macht

Slide 16 - Quiz

Wat is klassenjustitie? (alleen voor kader)
A
Mensen uit hogere klassen worden bevooroordeeld
B
Mensen uit lagere klassen worden bevooroordeeld
C
Jongeren worden benadeeld ten opzichte van ouderen

Slide 17 - Quiz

Rechtsbescherming of rechtshandhaving?
De politie mag je niet zomaar oppakken
A
rechtsbescherming
B
rechtshandhaving

Slide 18 - Quiz

Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Onafhankelijke rechters
Ministers
Parlement
Bepaalt wat strafbaar is
Beoordeelt of je de wet overtreedt
Zorgt dat de wet wordt nageleefd

Slide 19 - Drag question

Op Schiphol worden er veel meer controles uitgevoerd vanwege de terroristische dreiging
A
botsing van rechthandhaving en rechtsbescherming
B
botsing van rechtsgelijkheid en rechtsbescherming
C
botsing van rechshandhaving en rechtsgelijkheid

Slide 20 - Quiz

Als mensen voor eigen rechter spelen
A
Wraak en vergelding
B
Eigenrichting
C
resocialisatie

Slide 21 - Quiz

Materiële gevolgen
Immateriële gevolgen
Kosten omdat er is ingebroken
Hogere prijzen voor producten en diensten
Gevoel van angst en onveiligheid
Morele verontwaardiging
Gevaar van eigenrichting
Kosten voor bestrijding criminaliteit
Normvervaging

Slide 22 - Drag question

Iemand rijdt door rood licht omdat hij/zij een zwaargewonde in de auto heeft zitten. Dit is een voorbeeld van:
A
Ontoerekeningsvatbaarheid
B
noodweer
C
overmacht

Slide 23 - Quiz

Wat betekent ontoerekeningsvatbaar?
A
Dat je niet snel een psychische ziekte zult krijgen
B
Dat het niet jouw schuld is als je een psychische ziekte krijgt
C
Dat een verdachte door ziekte niet wist wat hij/zij deed tijdens de misdaad
D
Dat jij nooit de rekening hoeft te betalen

Slide 24 - Quiz

Waar hoeft de rechter GEEN rekening mee te houden?
A
De leeftijd van de verdachte
B
de seksuele voorkeur van de verdachte
C
Of de verdachte ontoerekeningsvatbaar is
D
De omstandigheden waarin het delict gepleegd is

Slide 25 - Quiz

Een verdachte kan alleen gestraft worden als:
A
de verdachte niet ontoerekenings-vatbaar is, hij bekend heeft en er geen sprake is van noodweer.
B
hij bekend heeft, er voldoende bewijsmateriaal is en de verdachte niet ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard.
C
het gaat om een strafbaar feit, er sprake is van noodweer en het ten laste gelegde geheel bewezen is.
D
het ten laste gelegde geheel bewezen is, het om een strafbaar feit gaat en de verdachte geen wettelijk excuus heeft voor zijn handelen.

Slide 26 - Quiz

Een verdachte heeft recht op een advocaat. Noem twee andere rechten van een verdachte.

Slide 27 - Open question

Het jeugdstrafrecht geldt voor jongeren van:
A
10 t/m 18 jaar
B
12 t/m 18 jaar
C
12 t/m 17 jaar
D
14 t/m 17 jaar

Slide 28 - Quiz

Wat is de maximale straf voor een 15-jarige verdachte?
A
werkstraf bij Halt
B
1 jaar jeugddetentie
C
2 jaar jeugddetentie
D
5 jaar jeugddetentie

Slide 29 - Quiz

Als je iemand hebt geslagen uit zelfverdediging dan heet dat in een rechtszaak....

Slide 30 - Open question

Wél een recht van een verdachte
Geen recht van een verdachte
Recht om te weten waarvan je wordt verdacht
Recht om te zwijgen
Schuldig tot de rechter je onschuldig heeft verklaard
Recht om in hoger beroep te gaan
In de wet staat de minimumstraf beschreven

Slide 31 - Drag question

Als er sprake is van overmacht of noodweer dan ben je
A
Strafbaar
B
Niet strafbaar

Slide 32 - Quiz