Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

Bienvenue
  • Ga zitten volgens plek van de plattegrond
  • jassen uit, tassen op de grond
  • Ouvre ton livre à la page 120. Pak je chromebook en log in op lessonup
  • telefoons in de (telefoon)tas
  • Kauwgom uit
  • Flesjes drinken / eten / oortjes in de tas
  • We starten in 5 minuten

1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bienvenue
  • Ga zitten volgens plek van de plattegrond
  • jassen uit, tassen op de grond
  • Ouvre ton livre à la page 120. Pak je chromebook en log in op lessonup
  • telefoons in de (telefoon)tas
  • Kauwgom uit
  • Flesjes drinken / eten / oortjes in de tas
  • We starten in 5 minuten

Slide 1 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Doel: Na deze les weet je hoe je een zin eenvoudiger kan maken door een persoon of ding te vervangen door le, la, l', of les
Ouvre ton livre à la page: 120 - 121

Slide 2 - Slide

Wat is een lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp ondergaat de actie
Voorbeeld: De man slaat de hond
De leerling eet de kaas

Slide 3 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Ik lees het boek
A
ik
B
lees
C
het boek

Slide 4 - Quiz

wat is het lijdend voorwerp?
Ik schrijf de brief
A
ik
B
schrijf
C
de brief

Slide 5 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
De man slaat de hond met een stok
A
de man
B
slaat
C
met een stok
D
de hond

Slide 6 - Quiz

Nu in het Frans, wat is het lijdend voorwerp?
Je lis le lettre
A
je
B
le lettre
C
lis

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp
je donne le cadeau à mon père
A
je
B
donne
C
le cadeau
D
à mon père

Slide 8 - Quiz

wat is het lijdend voorwerp:
je cherche l'hôtel
A
je
B
l'hôtel
C
cherche

Slide 9 - Quiz

Wat valt je op aan deze zin:
Fleur koopt de kaart. Ze schrijft de kaart. Ze stuurt de kaart naar haar oma. Oma lees de kaart.

Slide 10 - Slide

Hoe zou je deze zin anders kunnen schrijven:
Fleur koopt de kaart. Ze schrijft de kaart. Ze stuurt de kaart naar haar oma. Oma lees de kaart.

Slide 11 - Open question

Dit kan ook in het Frans
Fleur achète le cadeau --> Fleur l'achète
Amélie donne le cadeau à son frère --> Amélie le donne à son frère.

Slide 12 - Slide

Hoe vervang je het lijdend voorwerp?
enkelvoud
klinker/ stomme h
meervoud
mannelijk
le
l'
les
vrouwelijk
la
l'
les

Slide 13 - Slide

TIP
Stel je zelf de volgende vragen?
1. Is het lijdend voorwerp meervoud? --> les
2. Begint het lijdend voorwerp met een klinker/h --> l'
3. Is het lijdend voorwerp mannelijk of vrouwelijk?
kijk hiervoor naar de hele zin!

Slide 14 - Slide

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je het lijdend voorwerp vervangen?
Tu connais la région?
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 15 - Quiz

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je het lijdend voorwerp vervangen?
Tu utilise ton portable :
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 16 - Quiz

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je het lijdend voorwerp vervangen?
Vous pouvez utiliser vos portables
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 17 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp: schrijf de hele zin op.
Tu visites la cathédrale?

Slide 18 - Open question

Vervang het lijdend voorwerp: schrijf de hele zin op.
Vous connaissez la famille.

Slide 19 - Open question

Au travail
Faire: 29 A + B + C + D + E


Slide 20 - Slide

Startopdracht
Maak van de startopdrachten ex 4 + 5 + 6
Let op: alle startopdrachten samen tellen mee als 1 mini SO. Deze lever je morgen tussentijds in.

Slide 21 - Slide

Werk zelfstandig. 
Lire à la page 114:
Lis le texte: lees de tekst. Onderstreep de woorden waarvan je de betekenis weet of kan raden! maak daarna de opdrachten.
22 + 23 + 24 + 25

Slide 22 - Slide