Herhaling genetica en HW

Bestudeer de volgende notatie:

 Deze notatie geeft het volgende aan:
AABbXDXd
A
Een man die heterozygoot is voor 2 genen
B
Een vrouw die heterozygoot is voor 2 genen
C
Een man die heterozygoot is voor 1 gen
D
Een vrouw die heterozygoot is voor 1 gen
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bestudeer de volgende notatie:

 Deze notatie geeft het volgende aan:
AABbXDXd
A
Een man die heterozygoot is voor 2 genen
B
Een vrouw die heterozygoot is voor 2 genen
C
Een man die heterozygoot is voor 1 gen
D
Een vrouw die heterozygoot is voor 1 gen

Slide 1 - Quiz

Twee niet-gekoppelde loci hebben een effect op de haarkleur van muizen. AA- of Aa-muizen zijn agouti. Muizen met genotype aa zijn albino omdat alle pigmentproductie wordt geblokkeerd, ongeacht het fenotype op de tweede locus. Op de tweede locus is het B-allel (agouti-vacht) dominant over het b-allel (zwarte vacht).

Wat zou het resultaat zijn van een kruising tussen twee agouti-muizen met genotype AaBb?
A
4 agouti: 4 zwart: 8 albino
B
9 agouti: 3 zwart: 3 albino: 1 grijs
C
9 agouti: 3 zwart: 4 albino
D
8 agouti: 4 zwart: 4 albino

Slide 2 - Quiz

De ziekte van Tay-Sachs is een recessieve aandoening. Mensen die aan deze ziekte lijden, sterven vaak in de kindertijd. Een 30-jarige vrouw had een zus die stierf aan de ziekte van Tay-Sachs. Hoe groot is de kans dat deze vrouw een heterozygote drager is van het Tay-Sachs-gen?
A
1/4
B
1/2
C
2/3
D
9/16

Slide 3 - Quiz

Bij een dihybride kruising geeft de verhouding 9: 3: 3: 1 ___ aan.
A
Codominantie
B
Onafhankelijke overerving
C
Intermediare dominantie
D
Multipele allelen

Slide 4 - Quiz


Karel, een 40-jarige man, maakt zich zorgen over zijn familiegeschiedenis van hartaandoeningen. Zijn vader had een fataal myocardinfarct (MI / hartinfarct) op 45-jarige leeftijd en zijn grootvader van vaders kant (de vader van zijn vader) had een fatale MI op 47-jarige leeftijd. Karel's vader had twee broers en twee zussen. Een van de broers had een MI op 44-jarige leeftijd en een van de zusters had een MI op 49-jarige leeftijd. Karel's moeders ouders overleefden allebei tot in de 80 en stierven door natuurlijke oorzaken.
Maak een stamboom met een samenvatting van de informatie die je hebt verzameld over de familie van Karel op een papier om je te helpen de vraag te beantwoorden.

De erfenis van MI op jonge leeftijd in de familie van Karel is waarschijnlijk:
A
Autosomaal dominant
B
X-chromosomaal dominant
C
X-chromosomaal recessief
D
Autosomaal recessief

Slide 5 - Quiz

Het Marfan-syndroom is een zeldzame erfelijke ziekte die de ogen, het hart en het skelet aantast. De stamboom laat zien hoe dit wordt overgeërfd. De grootvader (individu 1) is homozygoot wildtype.
Hoe wordt de ziekte overgeërfd (dominant of recessief & X chromosomaal of autosomaal?) Gebruik de stamboom in je antwoord.

Slide 6 - Open question

De symbolen Aa vertegenwoordigen een individu heterozygoot voor het Marfan-syndroom.

Wat zijn de genotypen van de individuen in het diagram met nummer 10 en 12?

Slide 7 - Open question

Een vrouw is voor de tweede keer getrouwd. Haar eerste echtgenoot had bloedgroep A en haar zoontje had type O. Haar tweede echtgenoot heeft type B en hun kind heeft type AB. Wat is het genotype van de bloedgroep van de vrouw?

Slide 8 - Open question

Een bepaald type kleurenblindheid is geslachtsgebonden. Een op de zeven vrouwen (die dit defect niet hebben) is heterozygoot voor deze eigenschap. Een man en een vrouw kunnen normale kleuren zien en verwachten een kind. Ze weten niets over hun familiegeschiedenis met betrekking tot kleurenblindheid.

Aanname: geen crossing-over en geen spontane mutaties vinden plaats.

Wat is de kans dat het kind het specifieke type kleurenblindheid heeft?

A
1/4
B
1/196
C
1/28
D
1/14

Slide 9 - Quiz

Bij een slakkensoort wordt de kleur van de schaal bepaald door een gen met drie allelen. De schaal kan bruin, roze of geel zijn. Het allel voor bruin, CB, is dominant voor de andere twee allelen. Het allel voor roze, CP, is dominant voor het allel voor geel, CY.

Een kruising tussen twee roze slakken produceerde alleen roze en gele slakken.
Geef de genetische kruising van de P-generatie, geef de genotype-verhouding van de F1 en leg uit waarom alleen roze en gele slakken worden geproduceerd.

Slide 10 - Open question

Het diagram toont een stamboom waarin sommige individuen kleurenblind zijn (X-chromosomaal & recessief) of een witte streep (autosomaal & dominant) in het haar hebben.

Wat zijn de genotypen van individuen 5 en 6?

Slide 11 - Open question

Het diagram toont een stamboom waarin sommige individuen kleurenblind zijn (X-chromosomaal & recessief) of een witte streep (autosomaal & dominant) in het haar hebben.
Hoe groot is de kans dat het eerste kind van individuen 5 en 6 een kleurenblinde jongen zal zijn met een witte streep in zijn haar? Laat je werkwijze zien.

Slide 12 - Open question

Kleurenblindheid wordt bepaald door een gen op het X-chromosoom. Het allel voor kleurenblindheid, Xb, is recessief voor het allel voor niet kleurenblind, XB.

Leg uit waarom kleurenblindheid vaker voorkomt bij mannen dan bij vrouwen.

Slide 13 - Open question

Een vrouwelijk zoogdier is heterozygoot voor 5 eigenschappen waarvan de genen niet gekoppeld zijn.

Hoe groot is de kans, dat zij een eicel vormt met uitsluitend de recessieve allelen van de betrokken genen?

Slide 14 - Open question

Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb
(A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1 dieren onderling gekruist.

Geef het percentage binnen de F2 dat zwart en ruwharig is:

Slide 15 - Open question

Wat bereken je met de formule p+q=1?
A
De allelfrequenties
B
De genotypefrequenties?

Slide 16 - Quiz

Wat bereken je met de formule p2+2pq + q2=1
A
De allelfrequenties
B
De genotypefrequenties

Slide 17 - Quiz

Waar staat p voor?
A
p is de allelfrequentie van het dominante allel
B
p is de allelfrequentie van het recessieve allel
C
p is de genotypefrequentie van de dominante homozygoot
D
p is de genotypefrequentie van de recessieve homozygoot

Slide 18 - Quiz

Om te onthouden!
Met de allelfrequentie heb je het over de verhouding van het dominante allel (p) en het recessieve allel (q) in een populatie. p+q=1

Met de genotypefrequenties heb je het over de combinatie van allelen (dus dominant homozygoot= p2, recessief homozygoot= q2 en heterozygoot= 2pq) die voorkomen in een populatie.  p2+2pq+q2=1

Slide 19 - Slide

Bij mannen is het gen voor een bepaalde vorm van kaalheid dominant en niet X-chromosomaal. Bij vrouwen worden alleen individuen die homozygoot zijn voor deze vorm van kaalheid, min of meer kaal op latere leeftijd. In een steekproef van 10.000 mannen uit een populatie die in Hardy Weinberg evenwicht is, hebben 7225 mannen het genotype waardoor ze niet kaal zullen worden. Kaalheid op jeugdige leeftijd heeft geen invloed op huwelijks of voortplantingskansen. Bereken voor een steekproef van 10.000 vrouwen uit deze populatie het aantal vrouwen dat helemaal niet kaal zal worden. Het antwoord is?
A
7225
B
2775
C
9775
D
225

Slide 20 - Quiz

UITWERKING

Stap 1:
Allel frequentie
Niet kaal (aa) 7225: 10.000 = 0,7225   a = √0,7225 = 0,85(q) 

p + q = ? + 0,85 = 1 (want in opgave staat H-W-evenwicht)
p (A) = 0.15 en q (a) = 0,85
Stap 2:
Hoeveel vrouwen van 10.000 niet kaal
Niet kaal (aa en Aa)
Kaal (AA) A=0,15      AA=0,152 = 0,0225 of 2,25%
Totaal: 2,25% van 10.000 mensen= 225 zijn kaal, dus 9775 zijn er niet kaal.

Het goede antwoord is dus 9775!



Slide 21 - Slide

Een populatie is in Hardy Weinberg evenwicht voor 2 niet gekoppelde genen A en B. (a) Wat is de frequentie van het genotype AaBB wanneer de frequentie van het recessieve allel a 0.60 is en de frequentie van het recessieve allel b 0.20 is?

Slide 22 - Open question

In Californië worden zogenaamde Shorthorn runderen gefokt. Bij Shorthorn runderenkomen de allelen CR en CW voor vachtkleur voor. Dieren met het genotype CRCR hebben een rode vacht, dieren met het genotype CRCW zijn roodbont en dieren met het genotype CWCW zijn wit.
In een bepaald gebied/ leven op een bepaald moment 99 rode, 48 witte en 153 roodbonte Shorthorn runderen.
Bereken de frequentie van het allel CR in de genenpool van deze populatie. Geef je antwoord in procenten.

Slide 23 - Open question