Lezen P4: feit, mening en argument

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Herhalen theorie paragraaf 4
Huiswerk bespreken
Aan de slag
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Herhalen theorie paragraaf 4
Huiswerk bespreken
Aan de slag

Slide 1 - Slide

Feit, mening en argument
Feit:                 
Mening:         
                           
Argument:    


Slide 2 - Slide

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         

Argument:    

Slide 3 - Slide

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument:    


Slide 4 - Slide

Feit, mening en argument
Feit               Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening        Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument:    Een argument gebruik je om iemand te overtuigen.

Slide 5 - Slide

Feit, mening en argument
Feit:                 Een feit is waar of niet waar. Je kunt dit controleren.
Mening:         Bij een mening kun je het ermee eens of oneens
                           zijn. De een vindt van niet, de ander van wel.
Argument   Een argument gebruik je om iemand te overtuigen.

Een mening is dus altijd wat iemand vindt. 
Een argument is waarom iemand iets vindt.

Slide 6 - Slide

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument

Slide 7 - Slide

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument

Slide 8 - Slide

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument
Je telefoon is van jou, daar mag niemand anders zomaar aan zitten.

Slide 9 - Slide

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je slechter."

Feit / Mening / Argument

Slide 10 - Slide

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je slechter."

Feit / Mening / Argument

Slide 11 - Slide

"Als je vlak voordat je gaat slapen nog veel op je telefoon zit,
dan slaap je slechter."

Feit / Mening / Argument
Blauw licht uit beeldschermen onderdrukt het slaapopwekkende hormoon melatonine.

Slide 12 - Slide

Bespreken huiswerk
Opdracht 5 en 6 van paragraaf 4

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 7en 8 op bladzijde 31.

Slide 14 - Slide

"Je moet je telefoon bij je kunnen houden in de klas."

Feit / Mening / Argument
Je telefoon is van jou, daar mag niemand anders zomaar aan zitten.
Een telefoon leidt af.
Als iemand belt voor iets belangrijks, dan kun je niet snel opnemen.

Slide 15 - Slide