This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Deel 1:
Vraagstukken: de klok
Slide 1 - Slide
Hoe laat is het op de klok?
A
Twintig voor zeven
B
Kwart na zeven
C
Half acht
D
middernacht
Slide 2 - Quiz
schuif de klokjes bij elkaar die hetzelfde uur hebben.
15:25
10u45
06:00
19u30
half acht
kwart voor elf
zes uur
vijven
twintig over drie
Slide 3 - Drag question
Meneer Aaron vertrekt om kwart over 7 naar school. Hij doet er 25minuten over met de fiets. Om hoe laat komt hij aan?
Hij komt aan om
Slide 4 - Drag question
Evelien is om 09:23 in het Centraal Station in Antwerpen. Over 22 minuten vertrekt haar trein naar Brussel. De trein zal 25 minuten rijden. Hoe laat komt de trein in Brussel aan?
A
09:45
B
10:00
C
10:10
D
10:15
Slide 5 - Quiz
9:23 + 0:22 = 9:45
9:45 + 0:25 = 10:10
Evelien komt om 10 na 10 aan in Brussel.
Slide 6 - Slide
Mevr. Imke vertrekt om 6u45 met de auto naar school. Zij moet 55minuten rijden tot aan de parking. Daarna moet zij nog 5minuten wandelen tot aan school.
Hoelaat komt Mevr. Imke aan op de parking?
Hoelaat komt Mevr. Imke aan op school?
Slide 7 - Drag question
aankomst parking: 6u45 + 55min = 7u40
wandelen tot aan de school: 7u40 + 5min = 7u45
Slide 8 - Slide
Olivier gaat naar de cinema. Hij moet er om 10 over 10 zijn. Normaal zou hij 20 minuten rijden, maar er is een ongeval gebeurd, hierdoor moet hij 12 minuten extra rijden. Van de parking tot aan de cinema moet hij ook nog 5 minuten wandelen. Hoe laat moet Olivier vertrekken?
A
9u21
B
9u33
C
9u27
D
9u42
Slide 9 - Quiz
10u10 - 32min. = 9u38
9u38 - 5min.= 9u33
Olivier moet om 9u33 vertrekken.
Slide 10 - Slide
Deel 2: de regel van 3
Slide 11 - Slide
Voorbeeld:
Hoeveel kosten 3 broden?
Slide 12 - Slide
Meneer Bart kijkt 2 uur televisie per dag. Hoeveel uur televisie kijkt hij per week?
A
14 uur
B
15 uur
C
16 uur
D
17 uur
Slide 13 - Quiz
Meneer Bart kijkt 14 uur televisie per week.
Slide 14 - Slide
Mevrouw Katrien eet elke week 21 boterhammen. Hoeveel boterhammen eet zij per dag?
A
1 boterham
B
2 boterhammen
C
3 boterhammen
D
4 boterhammen
Slide 15 - Quiz
Mevrouw Katrien eet elke dag 3 boterhammen.
Slide 16 - Slide
Meneer Aaron fietst naar school. Hij legt 2 km af in 10 minuten.Hoeveel km fietst hij op 1uur?
A
5km
B
10km
C
12km
D
15km
Slide 17 - Quiz
Meneer Aaron fietst 12 km op 1 uur.
Slide 18 - Slide
Meneer Bart maakt een fietstocht. Hij fietst 125 km op 5 uur tijd. Hoeveel km fietst meneer Bart op 3 uur tijd?
A
25km
B
50km
C
75km
D
100km
Slide 19 - Quiz
Meneer Bart fietst 75 km op 3 uur.
Slide 20 - Slide
Ik rijd 90 km per uur. Ik rijd 150 km. Hoelang moet ik rijden?
A
90 minuten
B
100 minuten
C
110 minuten
D
120 minuten
Slide 21 - Quiz
Ik rijd 90 km per uur. Ik rijd 150 km. Hoelang moet ik rijden?
A
1 uur en 30 minuten
B
1 uur en 40 minuten
C
1 uur en 50 minuten
D
2 uur
Slide 22 - Quiz
We zijn dan (100 minuten of) 1 uur en 40 minuten onderweg.
Slide 23 - Slide
Deel 3: De regel van drie: omgekeerd evenredig.
Slide 24 - Slide
Voorbeeld:
10 loodgieters plaatsen 5 radiators in 150minuten.
Hoelang werken 3 loodgieters?
Slide 25 - Slide
Mario en Lien blazen elk 15 ballonnen op. Tim, Sofie en Mohammed komen helpen. Hoeveel ballonen moeten ze dan elk opblazen?
A
3 ballonnen
B
4 ballonnen
C
5 ballonen
D
6 ballonen
Slide 26 - Quiz
Ze moeten elk 6 ballonnen opblazen.
Slide 27 - Slide
Sofie rijdt tegen 40 km/uur naar Parijs. Ze vertrekt om 13 uur en komt aan om 21 uur. Hoelang is ze onderweg als ze tegen 80 km/uur rijdt?
A
4 uur
B
4 uur 30min
C
5 uur
D
5 uur 30min
Slide 28 - Quiz
Sofie is 4 uur onderweg als ze 80km/uur rijdt.
Slide 29 - Slide
Als Sofie om 13 uur vertrekt richting Parijs tegen 80 km/uur. Hoe laat komt zij dan aan?